Bijbelboeken
Psalmen 91:1-16
Gods bescherming tegen gevaren
- Die in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen.
- Ik zal tot den Heere zeggen: Mijn Toevlucht en mijn Burg! mijn God, op Welken ik vertrouw!
- Want Hij zal u redden van den strik des vogelvangers, van de zeer verderfelijke pestilentie.
- Hij zal u dekken met Zijn vlerken, en onder Zijn vleugelen zult gij betrouwen; Zijn waarheid is een rondas en beukelaar.
- Gij zult niet vrezen voor den schrik des nachts, voor den pijl, die des daags vliegt;
- Voor de pestilentie, die in de donkerheid wandelt; voor het verderf, dat op den middag verwoest.
- Aan uw zijden zullen er duizend vallen, en tien duizend aan uw rechterhand; tot u zal het niet genaken.
- Alleenlijk zult gij het met uw ogen aanschouwen; en gij zult de vergelding der goddelozen zien.
- Want Gij, Heere! zijt mijn Toevlucht! Den Allerhoogste hebt gij gesteld tot uw Vertrek;
- U zal geen kwaad wedervaren, en geen plage zal uw tent naderen.
- Want Hij zal Zijn engelen van u bevelen, dat zij u bewaren in al uw wegen.
- Zij zullen u op de handen dragen, opdat gij uw voet aan geen steen stoot.
- Op den fellen leeuw en de adder zult gij treden, gij zult den jongen leeuw en den draak vertreden.
- Dewijl hij Mij zeer bemint, spreekt God, zo zal Ik hem uithelpen; Ik zal hem op een hoogte stellen, want hij kent Mijn Naam.
- Hij zal Mij aanroepen, en Ik zal hem verhoren; in de benauwdheid zal Ik bij hem zijn. Ik zal er hem uittrekken, en zal hem verheerlijken.
- Ik zal hem met langheid der dagen verzadigen, en Ik zal hem Mijn heil doen zien.
Ga naar hoofdstuk 90 of hoofdstuk 92.
Bekijk de berijmde versie van Psalm 91.