Bijbelboeken
Psalmen 75:1-10
Danklied voor de genadige verandering in Israël
- Voor den opperzangmeester, Al-tascheth; een psalm, een lied, voor Asaf. (75:2) Wij loven U, o God! wij loven, dat Uw Naam nabij is; men vertelt Uw wonderen.
- (75:3) Als ik het bestemde ambt zal ontvangen hebben, zo zal ik gans recht richten.
- (75:4) Het land en al zijn inwoners waren versmolten; maar ik heb zijn pilaren vastgemaakt. Sela.
- (75:5) Ik heb gezegd tot de onzinnigen: Weest niet onzinnig; en tot de goddelozen: Verhoogt den hoorn niet.
- (75:6) Verhoogt uw hoorn niet omhoog; spreekt niet met stijven hals.
- (75:7) Want het verhogen komt niet uit het oosten, noch uit het westen, noch uit de woestijn;
- (75:8) Maar God is Rechter; Hij vernedert dezen, en verhoogt genen.
- (75:9) Want in des Heeren hand is een beker, en de wijn is beroerd, vol van mengeling, en Hij schenkt daaruit; doch alle goddelozen der aarde zullen zijn droesemen uitzuigende drinken.
- (75:10) En ik zal het in eeuwigheid verkondigen; ik zal den God Jakobs psalmzingen.
- (75:11) En ik zal alle hoornen der goddelozen afhouwen; de hoornen des rechtvaardigen zullen verhoogd worden.
Ga naar hoofdstuk 74 of hoofdstuk 76.
Bekijk de berijmde versie van Psalm 75.