Bijbelboeken
Psalmen 90:1-17
Gods eeuwigheid en vergankelijkheid van den mens
- Een gebed van Mozes, den man Gods. Heere! Gij zijt ons geweest een Toevlucht van geslacht tot geslacht.
- Eer de bergen geboren waren, en Gij de aarde en de wereld voortgebracht hadt, ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God.
- Gij doet den mens wederkeren tot verbrijzeling, en zegt: Keert weder, gij mensenkinderen!
- Want duizend jaren zijn in Uw ogen als de dag van gisteren, als hij voorbijgegaan is, en als een nachtwaak.
- Gij overstroomt hen; zij zijn gelijk een slaap; in den morgenstond zijn zij gelijk het gras, dat verandert;
- In den morgenstond bloeit het, en het verandert; des avonds wordt het afgesneden, en het verdort.
- Want wij vergaan door Uw toorn; en door Uw grimmigheid worden wij verschrikt.
- Gij stelt onze ongerechtigheden voor U, onze heimelijke zonden in het licht Uws aanschijns.
- Want al onze dagen gaan henen door Uw verbolgenheid; wij brengen onze jaren door als een gedachte.
- Aangaande de dagen onzer jaren, daarin zijn zeventig jaren, of, zo wij zeer sterk zijn, tachtig jaren; en het uitnemendste van die is moeite en verdriet; want het wordt snellijk afgesneden, en wij vliegen daarheen.
- Wie kent de sterkte Uws toorns, en Uw verbolgenheid, naardat Gij te vrezen zijt?
- Leer ons alzo onze dagen tellen, dat wij een wijs hart bekomen.
- Keer weder, Heere! tot hoe lange? en het berouwe U over Uw knechten.
- Verzadig ons in den morgenstond met Uw goedertierenheid, zo zullen wij juichen, en verblijd zijn in al onze dagen.
- Verblijd ons naar de dagen, in dewelke Gij ons gedrukt hebt, naar de jaren, in dewelke wij het kwaad gezien hebben.
- Laat Uw werk aan Uw knechten gezien worden, en Uw heerlijkheid over hun kinderen.
- En de liefelijkheid des Heeren, onzes Gods; zij over ons; en bevestig Gij het werk onzer handen over ons, ja, het werk onzer handen, bevestig dat.
Ga naar hoofdstuk 89 of hoofdstuk 91.
Bekijk de berijmde versie van Psalm 90.