Bijbelboeken
Psalmen 4:1-8
Een avondlied
- Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op de Neginoth. (4:2) Als ik roep, verhoor mij, o God mijner gerechtigheid! In benauwdheid hebt Gij mij ruimte gemaakt; wees mij genadig, en hoor mijn gebed.
- (4:3) Gij, mannen, hoe lang zal mijn eer tot schande zijn? Hoe lang zult gij de ijdelheid beminnen, de leugen zoeken? Sela.
- (4:4) Weet toch, dat de Heere Zich een gunstgenoot heeft afgezonderd; de Heere zal horen, als ik tot Hem roep.
- (4:5) Zijt beroerd, en zondigt niet; spreekt in ulieder hart op uw leger, en zijt stil. Sela.
- (4:6) Offert offeranden der gerechtigheid, en vertrouwt op den Heere.
- (4:7) Velen zeggen: Wie zal ons het goede doen zien? Verhef Gij over ons het licht Uws aanschijns, o Heere!
- (4:8) Gij hebt vreugde in mijn hart gegeven, meer dan ter tijd, als hun koren en hun most vermenigvuldigd zijn.
- (4:9) Ik zal in vrede te zamen nederliggen en slapen; want Gij, o Heere! alleen zult mij doen zeker wonen.
Ga naar hoofdstuk 3 of hoofdstuk 5.
Bekijk de berijmde versie van Psalm 4.