Psalmen 2:1-12
Op deze pagina:
Strijd en zegepraal van den Messías
Waarom woeden de heidenen, en bedenken de volken ijdelheid?Heere, en tegen Zijn Gezalfde, zeggende: De koningen der aarde stellen zich op, en de vorsten beraadslagen te zamen tegen den Laat ons hun banden verscheuren, en hun touwen van ons werpen.Heere zal hen bespotten. Die in den hemel woont, zal lachen; de Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn, en in Zijn grimmigheid zal Hij hen verschrikken. Ik toch heb Mijn Koning gezalfd over Sion, den berg Mijner heiligheid.Heere heeft tot Mij gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd. Ik zal van het besluit verhalen: de Eis van Mij, en Ik zal de heidenen geven tot Uw erfdeel, en de einden der aarde tot Uw bezitting. Gij zult hen verpletteren met een ijzeren scepter; Gij zult hen in stukken slaan als een pottenbakkersvat. Nu dan, gij koningen, handelt verstandiglijk; laat u tuchtigen, gij rechters der aarde!Heere met vreze, en verheugt u met beving. Dient den Kust den Zoon, opdat Hij niet toorne, en gij op den weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden. Welgelukzalig zijn allen, die op Hem betrouwen.