Psalmen 115:1-18
Op deze pagina:
De heerlijkheid des HEEREN
Heere! niet ons, maar Uw Naam geef eer, om Uwer goedertierenheid, om Uwer waarheid wil. Niet ons, o Waarom zouden de heidenen zeggen: Waar is nu hun God? Onze God is toch in den hemel, Hij doet al wat Hem behaagt. Hunlieder afgoden zijn zilver en goud, het werk van des mensen handen; Zij hebben een mond, maar spreken niet; zij hebben ogen, maar zien niet; Oren hebben zij, maar horen niet; zij hebben een neus, maar zij rieken niet; Hun handen hebben zij, maar tasten niet; hun voeten, maar gaan niet; zij geven geen geluid door hun keel. Dat die hen maken hun gelijk worden, en al wie op hen vertrouwt.Heere; Hij is hun Hulp en hun Schild. Israel! vertrouw gij op den Heere; Hij is hun Hulp en hun Schild. Gij huis van Aaron! vertrouw op den Heere vreest! vertrouwt op den Heere; Hij is hun Hulp en hun Schild. Gijlieden, die den Heere is onzer gedachtig geweest, Hij zal zegenen; Hij zal het huis van Israel zegenen, Hij zal het huis van Aaron zegenen. De Heere vrezen, de kleinen met de groten. Hij zal zegenen, die den Heere zal den zegen over ulieden vermeerderen, over ulieden en over uw kinderen. De Heere gezegend, Die den hemel en de aarde gemaakt heeft. Gijlieden zijt den Heeren; maar de aarde heeft Hij den mensenkinderen gegeven. Aangaande den hemel, de hemel is des Heere niet prijzen, noch die in de stilte nedergedaald zijn. De doden zullen den Heere loven van nu aan tot in der eeuwigheid. Hallelujah! Maar wij zullen den