Bijbelboeken
Psalmen 127:1-5
Gods zegen is onmisbaar
- Een lied Hammaaloth, van Salomo. Zo de Heere het huis niet bouwt, te vergeefs arbeiden deszelfs bouwlieden daaraan; zo de Heere de stad niet bewaart, te vergeefs waakt de wachter.
- Het is te vergeefs, dat gijlieden vroeg opstaat, laat opblijft, eet brood der smarten; het is alzo, dat Hij het Zijn beminden als in den slaap geeft.
- Ziet, de kinderen zijn een erfdeel des Heeren; des buiks vrucht is een beloning.
- Gelijk de pijlen zijn in de hand eens helds, zodanig zijn de zonen der jeugd.
- Welgelukzalig is de man, die zijn pijlkoker met dezelve gevuld heeft; zij zullen niet beschaamd worden, als zij met de vijanden spreken zullen in de poort.
Ga naar hoofdstuk 126 of hoofdstuk 128.
Bekijk de berijmde versie van Psalm 127.