Bijbelboeken
Psalmen 119:1-176
De heerlijkheid van het goddelijke Woord Aleph
- Aleph. Welgelukzalig zijn de oprechten van wandel, die in de wet des Heeren gaan.
- Welgelukzalig zijn zij, die Zijn getuigenissen onderhouden, die Hem van ganser harte zoeken;
- Ook geen onrecht werken, maar wandelen in Zijn wegen.
- Heere! Gij hebt geboden, dat men Uw bevelen zeer bewaren zal.
- Och, dat mijn wegen gericht werden, om Uw inzettingen te bewaren!
- Dan zou ik niet beschaamd worden, wanneer ik merken zou op al Uw geboden.
- Ik zal U loven in oprechtheid des harten, als ik de rechten Uwer gerechtigheid geleerd zal hebben.
- Ik zal Uw inzettingen bewaren; verlaat mij niet al te zeer.
- Beth. Waarmede zal de jongeling zijn pad zuiver houden? Als hij dat houdt naar Uw woord.
- Ik zoek U met mijn gehele hart, laat mij van Uw geboden niet afdwalen.
- Ik heb Uw rede in mijn hart verborgen, opdat ik tegen U niet zondigen zou.
- Heere! Gij zijt gezegend; leer mij Uw inzettingen.
- Ik heb met mijn lippen verteld al de rechten Uws monds.
- Ik ben vrolijker in den weg Uwer getuigenissen, dan over allen rijkdom.
- Ik zal Uw bevelen overdenken, en op Uw paden letten.
- Ik zal mijzelven vermaken in Uw inzettingen; Uw woord zal ik niet vergeten.
- Gimel. Doe wel bij Uw knecht, dat ik leve en Uw woord beware.
- Ontdek mijn ogen, dat ik aanschouwe de wonderen van Uw wet.
- Ik ben een vreemdeling op de aarde, verberg Uw geboden voor mij niet.
- Mijn ziel is verbroken vanwege het verlangen naar Uw oordelen te aller tijd.
- Gij scheldt de vervloekte hovaardigen, die van Uw geboden afdwalen.
- Wentel van mij versmaadheid en verachting, want ik heb Uw getuigenissen onderhouden.
- Als zelfs de vorsten zittende tegen mij gesproken hebben, heeft Uw knecht Uw inzettingen betracht.
- Ook zijn Uw getuigenissen mijn vermakingen, en mijn raadslieden.
- Daleth. Mijn ziel kleeft aan het stof; maak mij levend naar Uw woord.
- Ik heb U mijn wegen verteld, en Gij hebt mij verhoord; leer mij Uw inzettingen.
- Geef mij den weg Uwer bevelen te verstaan, opdat ik Uw wonderen betrachte.
- Mijn ziel druipt weg van treurigheid; richt mij op naar Uw woord.
- Wend van mij den weg der valsheid, en verleen mij genadiglijk Uw wet.
- Ik heb verkoren den weg der waarheid, Uw rechten heb ik mij voorgesteld.
- Ik kleef vast aan Uw getuigenissen; o Heere! beschaam mij niet.
- Ik zal den weg Uwer geboden lopen, als Gij mijn hart verwijd zult hebben.
- He. Heere! leer mij den weg Uwer inzettingen, en ik zal hem houden ten einde toe.
- Geef mij het verstand, en ik zal Uw wet houden; ja, ik zal ze onderhouden met gansen harte.
- Doe mij treden op het pad Uwer geboden, want daarin heb ik lust.
- Neig mijn hart tot Uw getuigenissen, en niet tot gierigheid.
- Wend mijn ogen af, dat zij geen ijdelheid zien; maak mij levend door Uw wegen.
- Bevestig Uw toezegging aan Uw knecht, die Uw vreze toegedaan is.
- Wend mijn smaadheid af, die ik vreze, want Uw rechten zijn goed.
- Zie, ik heb een begeerte tot Uw bevelen; maak mij levend door Uw gerechtigheid.
- Vau. En dat mij Uw goedertierenheden overkomen, o Heere! Uw heil, naar Uw toezegging;
- Opdat ik mijn smader wat heb te antwoorden, want ik vertrouw op Uw woord.
- En ruk het woord der waarheid van mijn mond niet al te zeer, want ik hoop op Uw rechten.
- Zo zal ik Uw wet steeds onderhouden, eeuwiglijk en altoos.
- En ik zal wandelen in de ruimte, omdat ik Uw bevelen gezocht heb.
- Ook zal ik voor koningen spreken van Uw getuigenissen, en mij niet schamen.
- En ik zal mij vermaken in Uw geboden, die ik liefheb.
- En ik zal mijn handen opheffen naar Uw geboden, die ik liefheb, en ik zal Uw inzettingen betrachten.
- Zain. Gedenk des woords, tot Uw knecht gesproken, op hetwelk Gij mij hebt doen hopen.
- Dit is mijn troost in mijn ellende, want Uw toezegging heeft mij levend gemaakt.
- De hovaardigen hebben mij boven mate zeer bespot; nochtans ben ik van Uw wet niet geweken.
- Ik heb gedacht, o Heere! aan Uw oordelen van ouds aan, en heb mij getroost.
- Grote beroering heeft mij bevangen vanwege de goddelozen, die Uw wet verlaten.
- Uw inzettingen zijn mij gezangen geweest, ter plaatse mijner vreemdelingschappen.
- Heere! des nachts ben ik Uws Naams gedachtig geweest, en heb Uw wet bewaard.
- Dat is mij geschied, omdat ik Uw bevelen bewaard heb.
- Cheth. De Heere is mijn deel, ik heb gezegd, dat ik Uw woorden zal bewaren.
- Ik heb Uw aanschijn ernstelijk gebeden van ganser harte, wees mij genadig naar Uw toezegging.
- Ik heb mijn wegen bedacht, en heb mijn voeten gekeerd tot Uw getuigenissen.
- Ik heb gehaast, en niet vertraagd Uw geboden te onderhouden.
- De goddeloze hopen hebben mij beroofd; nochtans heb ik Uw wet niet vergeten.
- Te middernacht sta ik op, om U te loven voor de rechten Uwer gerechtigheid.
- Ik ben een gezel van allen, die U vrezen, en van hen, die Uw bevelen onderhouden.
- Heere! de aarde is vol van Uw goedertierenheid; leer mij Uw inzettingen.
- Teth. Gij hebt bij Uw knecht goed gedaan, Heere, naar Uw woord.
- Leer mij een goeden zin en wetenschap, want ik heb aan Uw geboden geloofd.
- Eer ik verdrukt werd, dwaalde ik, maar nu onderhoud ik Uw woord.
- Gij zijt goed en goeddoende; leer mij Uw inzettingen.
- De hovaardigen hebben leugens tegen mij gestoffeerd; doch ik bewaar Uw bevelen van ganser harte.
- Hun hart is vet als smeer; maar ik heb vermaak in Uw wet.
- Het is mij goed, dat ik verdrukt ben geweest, opdat ik Uw inzettingen leerde.
- De wet Uws monds is mij beter, dan duizenden van goud of zilver.
- Jod. Uw handen hebben mij gemaakt, en bereid; maak mij verstandig, opdat ik Uw geboden lere.
- Die U vrezen, zullen mij aanzien, en zich verblijden, omdat ik op Uw woord gehoopt heb.
- Ik weet, Heere! dat Uw gerichten de gerechtigheid zijn, en dat Gij mij uit getrouwheid verdrukt hebt.
- Laat toch Uw goedertierenheid zijn om mij te troosten, naar Uw toezegging aan Uw knecht.
- Laat mij Uw barmhartigheden overkomen, opdat ik leve, want Uw wet is al mijn vermaking.
- Laat de hovaardigen beschaamd worden, omdat zij mij met leugen nedergestoten hebben; doch ik betracht Uw geboden.
- Laat hen tot mij keren, die U vrezen, en die Uw getuigenissen kennen.
- Laat mijn hart oprecht zijn tot Uw inzettingen, opdat ik niet beschaamd worde.
- Caph. Mijn ziel is bezweken van verlangen naar Uw heil; op Uw woord heb ik gehoopt.
- Mijn ogen zijn bezweken van verlangen naar Uw toezegging, terwijl ik zeide: Wanneer zult Gij mij vertroosten?
- Want ik ben geworden als een lederen zak in den rook; doch Uw inzettingen heb ik niet vergeten.
- Hoe vele zullen de dagen Uws knechts zijn? Wanneer zult Gij recht doen over mijn vervolgers?
- De hovaardigen hebben mij putten gegraven, hetwelk niet is naar Uw wet.
- Al Uw geboden zijn waarheid; zij vervolgen mij met leugen, help mij.
- Zij hebben mij bijna vernietigd op de aarde, maar ik heb Uw bevelen niet verlaten.
- Maak mij levend naar Uw goedertierenheid, dan zal ik de getuigenis Uws monds onderhouden.
- Lamed. O Heere! Uw woord bestaat in der eeuwigheid in de hemelen.
- Uw goedertierenheid is van geslacht tot geslacht; Gij hebt de aarde vastgemaakt, en zij blijft staan;
- Naar Uw verordeningen blijven zij nog heden staan, want zij allen zijn Uw knechten.
- Indien Uw wet niet ware geweest al mijn vermaking, ik ware in mijn druk al lang vergaan.
- Ik zal Uw bevelen in der eeuwigheid niet vergeten, want door dezelve hebt Gij mij levend gemaakt.
- Ik ben Uw, behoud mij, want ik heb Uw bevelen gezocht.
- De goddelozen hebben op mij gewacht, om mij te doen vergaan; ik neem acht op Uw getuigenissen.
- In alle volmaaktheid heb ik een einde gezien; maar Uw gebod is zeer wijd.
- Mem. Hoe lief heb ik Uw wet! Zij is mijn betrachting den gansen dag.
- Zij maakt mij door Uw geboden wijzer, dan mijn vijanden zijn, want zij is in eeuwigheid bij mij.
- Ik ben verstandiger dan al mijn leraars, omdat Uw getuigenissen mijn betrachting zijn.
- Ik ben voorzichtiger dan de ouden, omdat ik Uw bevelen bewaard heb.
- Ik heb mijn voeten geweerd van alle kwade paden, opdat ik Uw woord zou onderhouden.
- Ik ben niet geweken van Uw rechten, want Gij hebt mij geleerd.
- Hoe zoet zijn Uw redenen mijn gehemelte geweest, meer dan honig mijn mond!
- Uit Uw bevelen krijg ik verstand, daarom haat ik alle leugenpaden.
- Nun. Uw woord is een lamp voor mijn voet, en een licht voor mijn pad.
- Ik heb gezworen, en zal het bevestigen, dat ik onderhouden zal de rechten Uwer gerechtigheid.
- Ik ben gans zeer verdrukt, Heere! maak mij levend naar Uw woord.
- Laat U toch, o Heere! welgevallen de vrijwillige offeranden mijns monds, en leer mij Uw rechten.
- Mijn ziel is geduriglijk in mijn hand; nochtans vergeet ik Uw wet niet.
- De goddelozen hebben mij een strik gelegd; nochtans ben ik niet afgedwaald van Uw bevelen.
- Ik heb Uw getuigenissen genomen tot een eeuwige erve, want zij zijn mijns harten vrolijkheid.
- Ik heb mijn hart geneigd, om Uw inzettingen eeuwiglijk te doen, ten einde toe.
- Samech. Ik haat de kwade ranken, maar heb Uw wet lief.
- Gij zijt mijn Schuilplaats en mijn Schild; op Uw Woord heb ik gehoopt.
- Wijkt van mij, gij boosdoeners! dat ik de geboden mijns Gods moge bewaren.
- Ondersteun mij naar Uw toezegging, opdat ik leve; en laat mij niet beschaamd worden over mijn hope.
- Ondersteun mij, zo zal ik behouden zijn; dan zal ik mij steeds in Uw inzettingen vermaken.
- Gij vertreedt al degenen, die van Uw inzettingen afdwalen, want hun bedrog is leugen.
- Gij doet alle goddelozen der aarde weg als schuim, daarom heb ik Uw getuigenissen lief.
- Het haar mijns vleses is te berge gerezen van verschrikking voor U, en ik heb gevreesd voor Uw oordelen.
- Ain. Ik heb recht en gerechtigheid gedaan; geef mij niet over aan mijn onderdrukkers.
- Wees borg voor Uw knecht ten goede; laat de hovaardigen mij niet onderdrukken.
- Mijn ogen zijn bezweken van verlangen naar Uw heil, en naar de toezegging Uwer rechtvaardigheid.
- Doe bij Uw knecht naar Uw goedertierenheid, en leer mij Uw inzettingen.
- Ik ben Uw knecht, maak mij verstandig, en ik zal Uw getuigenissen kennen.
- Het is tijd voor den Heere, dat Hij werke, want zij hebben Uw wet verbroken.
- Daarom heb ik Uw geboden lief, meer dan goud, ja, meer dan het fijnste goud.
- Daarom heb ik al Uw bevelen, van alles, voor recht gehouden; maar alle valse pad heb ik gehaat.
- Pe. Uw getuigenissen zijn wonderbaar, daarom bewaart ze mijn ziel.
- De opening Uwer woorden geeft licht, de slechten verstandig makende.
- Ik heb mijn mond wijd opengedaan, en gehijgd, want ik heb verlangd naar Uw geboden.
- Zie mij aan, wees mij genadig, naar het recht aan degenen, die Uw Naam beminnen.
- Maak mijn voetstappen vast in Uw Woord, en laat geen ongerechtigheid over mij heersen.
- Verlos mij van des mensen overlast, en ik zal Uw bevelen onderhouden.
- Doe Uw aangezicht lichten over Uw knecht, en leer mij Uw inzettingen.
- Waterbeken vlieten af uit mijn ogen, omdat zij Uw wet niet onderhouden.
- Tsade. Heere! Gij zijt rechtvaardig, en elkeen Uwer oordelen is recht.
- Gij hebt de gerechtigheid Uwer getuigenissen, en de waarheid hogelijk geboden.
- Mijn ijver heeft mij doen vergaan, omdat mijn wederpartijders Uw woorden vergeten hebben.
- Uw woord is zeer gelouterd, en Uw knecht heeft het lief.
- Ik ben klein en veracht, doch Uw bevelen vergeet ik niet.
- Uw gerechtigheid is gerechtigheid in eeuwigheid, en Uw wet is de waarheid.
- Benauwdheid en angst hebben mij getroffen, doch Uw geboden zijn mijn vermakingen.
- De gerechtigheid Uwer getuigenissen is in der eeuwigheid; doe ze mij verstaan, zo zal ik leven.
- Koph. Ik heb van ganser harte geroepen: verhoor mij, o Heere! ik zal Uw inzettingen bewaren.
- Ik heb U aangeroepen, verlos mij, en ik zal Uw getuigenissen onderhouden.
- Ik ben de morgen schemering voorgekomen, en heb geschrei gemaakt; op Uw woord heb ik gehoopt.
- Mijn ogen komen de nacht waken voor, om Uw rede te betrachten.
- Hoor mijn stem naar Uw goedertierenheid, o Heere! maak mij levend naar Uw recht.
- Die kwade praktijken najagen, genaken mij, zij wijken verre van Uw wet.
- Maar Gij, Heere! zijt nabij, en al Uw geboden zijn waarheid.
- Van ouds heb ik geweten van Uw getuigenissen, dat Gij ze in eeuwigheid gegrond hebt.
- Resch. Zie mijn ellende aan, en help mij uit, want Uw wet heb ik niet vergeten.
- Twist mijn twistzaak, en verlos mij, maak mij levend, naar Uw toezegging.
- Het heil is verre van de goddelozen, want zij zoeken Uw inzettingen niet.
- Heere! Uw barmhartigheden zijn vele; maak mij levend naar Uw rechten.
- Mijn vervolgers en mijn wederpartijders zijn vele, maar van Uw getuigenissen wijk ik niet.
- Ik heb gezien degenen, die trouwelooslijk handelen, en het verdroot mij, dat zij Uw woord niet onderhielden.
- Zie aan, dat ik Uw bevelen lief heb, o Heere! maak mij levend naar Uw goedertierenheid.
- Het begin Uws woords is waarheid, en in der eeuwigheid is al het recht Uwer gerechtigheid.
- Schin. De vorsten hebben mij vervolgd zonder oorzaak; maar mijn hart heeft gevreesd voor Uw woord.
- Ik ben vrolijk over Uw toezegging, als een, die een groten buit vindt.
- Ik haat de valsheid, en heb er een gruwel van; maar Uw wet heb ik lief.
- Ik loof U zevenmaal des daags, over de rechten Uwer gerechtigheid.
- Die Uw wet beminnen, hebben groten vrede, en zij hebben geen aanstoot.
- O Heere! ik hoop op Uw heil, en doe Uw geboden.
- Mijn ziel onderhoudt Uw getuigenissen, en ik heb ze zeer lief.
- Ik onderhoud Uw bevelen en Uw getuigenissen, want al mijn wegen zijn voor U.
- Thau. O Heere! laat mijn geschrei voor Uw aanschijn genaken, maak mij verstandig naar Uw woord.
- Laat mijn smeken voor Uw aanschijn komen, red mij naar Uw toezegging.
- Mijn lippen zullen Uw lof overvloediglijk uitstorten, als Gij mij Uw inzettingen zult geleerd hebben.
- Mijn tong zal spraak houden van Uw rede, want al Uw geboden zijn rechtvaardigheid.
- Laat Uw hand mij te hulp komen, want ik heb Uw bevelen verkoren.
- O Heere! ik verlang naar Uw heil, en Uw wet is al mijn vermaking.
- Laat mijn ziel leven, en zij zal U loven, en laat Uw rechten mij helpen.
- Ik heb gedwaald als een verloren schaap; zoek Uw knecht, want Uw geboden heb ik niet vergeten.
Ga naar hoofdstuk 118 of hoofdstuk 120.
Bekijk de berijmde versie van Psalm 119.