Bijbelboeken
Psalmen 141:1-10
Gebed om versterking tegen de verzoekingen
- Een psalm van David. Heere! ik roep U aan, haast U tot mij; neem mijn stem ter ore, als ik tot U roep.
- Mijn gebed worde gesteld als reukwerk voor Uw aangezicht, de opheffing mijner handen als het avondoffer.
- Heere! zet een wacht voor mijn mond, behoed de deur mijner lippen.
- Neig mijn hart niet tot een kwade zaak, om enigen handel in goddeloosheid te handelen, met mannen, die ongerechtigheid werken; en dat ik niet ete van hun lekkernijen.
- De rechtvaardige sla mij, het zal weldadigheid zijn; en hij bestraffe mij, het zal olie des hoofds zijn, het zal mijn hoofd niet breken; want nog zal ook mijn gebed voor hen zijn in hun tegenspoeden.
- Hun rechters zijn aan de zijde der steenrots vrijgelaten geweest, en hebben gehoord mijn redenen, dat zij aangenaam waren.
- Onze beenderen zijn verstrooid aan den mond des grafs, gelijk of iemand op de aarde iets gekloofd en verdeeld had.
- Doch op U zijn mijn ogen, Heere, Heere! op U betrouw ik, ontbloot mijn ziel niet.
- Bewaar mij voor het geweld des striks, dien zij mij gelegd hebben, en voor de valstrikken van de werkers der ongerechtigheid.
- Dat de goddelozen elk in zijn garen vallen, te zamen, totdat ik zal zijn voorbijgegaan.
Ga naar hoofdstuk 140 of hoofdstuk 142.
Bekijk de berijmde versie van Psalm 141.