- 1
- 2
- 3
- 4
- 5
- 6
- 7
- 8
- 9
- 10
- 11
- 12
- 13
- 14
- 15
- 16
- 17
- 18
- 19
- 20
- 21
- 22
- 23
- 24
- 25
- 26
- 27
- 28
- 29
- 30
- 31
- 32
- 33
- 34
- 35
- 36
- 37
- 38
- 39
- 40
- 41
- 42
- 43
- 44
- 45
- 46
- 47
- 48
- 49
- 50
- 51
- 52
- 53
- 54
- 55
- 56
- 57
- 58
- 59
- 60
- 61
- 62
- 63
- 64
- 65
- 66
- 67
- 68
- 69
- 70
- 71
- 72
- 73
- 74
- 75
- 76
- 77
- 78
- 79
- 80
- 81
- 82
- 83
- 84
- 85
- 86
- 87
- 88
- 89
- 90
- 91
- 92
- 93
- 94
- 95
- 96
- 97
- 98
- 99
- 100
- 101
- 102
- 103
- 104
- 105
- 106
- 107
- 108
- 109
- 110
- 111
- 112
- 113
- 114
- 115
- 116
- 117
- 118
- 119
- 120
- 121
- 122
- 123
- 124
- 125
- 126
- 127
- 128
- 129
- 130
- 131
- 132
- 133
- 134
- 135
- 136
- 137
- 138
- 139
- 140
- 141
- 142
- 143
- 144
- 145
- 146
- 147
- 148
- 149
- 150
Psalmen 136:1-26
Gods goedertierenheid duurt tot in eeuwigheid
Heere, want Hij is goed; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid; Looft den Looft den God der goden; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. Looft den Heere der heren; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. Dien, Die alleen grote wonderen doet; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. Dien, die de hemelen met verstand gemaakt heeft; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. Dien, Die de aarde op het water uitgespannen heeft; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. Dien, Die de grote lichten heeft gemaakt; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. De zon tot heerschappij op den dag; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. De maan en sterren tot heerschappij in den nacht; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. Dien, Die de Egyptenaren geslagen heeft in hun eerstgeborenen; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. En heeft Israel uit het midden van hen uitgebracht; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. Met een sterke hand, en met een uitgestrekte arm; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. Dien, Die de Schelfzee in delen deelde; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. En voerde Israel door het midden van dezelve; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. Hij heeft Farao met zijn heir gestort in de Schelfzee; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. Die Zijn volk door de woestijn geleid heeft; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. Die grote koningen geslagen heeft; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. En heeft heerlijke koningen gedood; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. Sihon, den Amorietischen koning; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. En Og, den koning van Basan; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. En heeft hun land ten erve gegeven; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. Ten erve aan Zijn knecht Israel; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. Die aan ons gedacht heeft in onze nederigheid; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. En Hij heeft ons onzen tegenpartijders ontrukt; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. Die allen vlees spijs geeft; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. Looft den God des hemels; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.