Bijbelboeken
Psalmen 26:1-12
Betuiging van onschuld en vroomheid
- Een psalm van David! Doe mij recht, Heere! want ik wandel in mijn oprechtigheid; en ik vertrouw op den Heere, ik zal niet wankelen.
- Proef mij, Heere, en verzoek mij; toets mijn nieren en mijn hart.
- Want Uw goedertierenheid is voor mijn ogen, en ik wandel in Uw waarheid.
- Ik zit niet bij ijdele lieden, en met bedekte lieden ga ik niet om.
- Ik haat de vergadering der boosdoeners, en bij de goddelozen zit ik niet.
- Ik was mijn handen in onschuld, en ik ga rondom uw altaar, o Heere!
- Om te doen horen de stem des lofs, en om te vertellen al Uw wonderen.
- Heere! ik heb lief de woning van Uw huis, en de plaats des tabernakels Uwer eer.
- Raap mijn ziel niet weg met de zondaren, noch mijn leven met de mannen des bloeds;
- In welker handen schandelijk bedrijf is, en welker rechterhand vol geschenken is.
- Maar ik wandel in mijn oprechtigheid, verlos mij dan en wees mij genadig.
- Mijn voet staat op effen baan; ik zal den Heere loven in de vergaderingen.
Ga naar hoofdstuk 25 of hoofdstuk 27.
Bekijk de berijmde versie van Psalm 26.