Bijbelboeken
Job 8:1-22
Bildad en Job
- Toen antwoordde Bildad, de Suhiet, en zeide:
- Hoe lang zult gij deze dingen spreken, en de redenen uws monds een geweldige wind zijn?
- Zou dan God het recht verkeren, en zou de Almachtige de gerechtigheid verkeren?
- Indien uw kinderen gezondigd hebben tegen Hem, Hij heeft hen ook in de hand hunner overtreding geworpen.
- Maar indien gij naar God vroeg zoekt, en tot den Almachtige om genade bidt;
- Zo gij zuiver en recht zijt, gewisselijk zal Hij nu opwaken, om uwentwil, en Hij zal de woning uwer gerechtigheid volmaken.
- Uw beginsel zal wel gering zijn; maar uw laatste zal zeer vermeerderd worden.
- Want vraag toch naar het vorige geslacht, en bereid u tot de onderzoeking hunner vaderen.
- Want wij zijn van gisteren en weten niet; dewijl onze dagen op de aarde een schaduw zijn.
- Zullen die u niet leren, tot u spreken, en uit hun hart redenen voortbrengen?
- Verheft zich de bieze zonder slijk? Groeit het rietgras zonder water?
- Als het nog in zijn groenigheid is, hoewel het niet afgesneden wordt, nochtans verdort het voor alle gras.
- Alzo zijn de paden van allen, die God vergeten; en de verwachting des huichelaars zal vergaan.
- Van denwelke zijn hoop walgen zal; en zijn vertrouwen zal zijn een huis der spinnekop.
- Hij zal op zijn huis leunen, maar het zal niet bestaan; hij zal zich daaraan vasthouden, maar het zal niet staande blijven.
- Hij is sappig voor de zon, en zijn scheuten gaan over zijn hof uit.
- Zijn wortelen worden bij de springader ingevlochten; hij ziet een stenige plaats.
- Maar als God hem verslindt uit zijn plaats, zo zal zij hem loochenen, zeggende: Ik heb u niet gezien.
- Zie, dat is de vreugde zijns wegs; en uit het stof zullen anderen voortspruiten.
- Zie, God zal den oprechte niet verwerpen; Hij vat ook de boosdoeners niet bij de hand;
- Totdat Hij uw mond met gelach vervulle, en uw lippen met gejuich.
- Uw haters zullen met schaamte bekleed worden; en de tent der goddelozen zal niet meer zijn.
Ga naar hoofdstuk 7 of hoofdstuk 9.