Bijbelboeken
Job 35:1-16
Vervolg Elíhu's rede
- Elihu antwoordde verder, en zeide:
- Houdt gij dat voor recht, dat gij gezegd hebt: Mijn gerechtigheid is meerder dan Gods?
- Want gij hebt gezegd: Wat zou zij u baten? Wat meer voordeel zal ik daarmede doen, dan met mijn zonde?
- Ik zal u antwoord geven, en uw vrienden met u.
- Bemerk den hemel en zie; en aanschouw de bovenste wolken, zij zijn hoger dan gij.
- Indien gij zondigt, wat bedrijft gij tegen Hem? Indien uw overtredingen menigvuldig zijn, wat doet gij Hem?
- Indien gij rechtvaardig zijt, wat geeft gij Hem, of wat ontvangt Hij uit uw hand?
- Uw goddeloosheid zou zijn tegen een man, gelijk gij zijt, en uw gerechtigheid voor eens mensen kind.
- Vanwege hun grootheid doen zij de onderdrukten roepen; zij schreeuwen vanwege den arm der groten.
- Maar niemand zegt: Waar is God, mijn Maker, die de psalmen geeft in den nacht?
- Die ons geleerder maakt dan de beesten der aarde, en ons wijzer maakt dan het gevogelte des hemels?
- Daar roepen zij; maar Hij antwoordt niet, vanwege den hoogmoed der bozen.
- Gewisselijk zal God de ijdelheid niet verhoren, en de Almachtige zal die niet aanschouwen.
- Dat gij ook gezegd hebt: Gij zult Hem niet aanschouwen; er is nochtans gericht voor Zijn aangezicht, wacht gij dan op Hem.
- Maar nu, dewijl het niets is, dat Zijn toorn Job bezocht heeft, en Hij hem niet zeer in overvloed doorkend heeft;
- Zo heeft Job in ijdelheid zijn mond geopend, en zonder wetenschap woorden vermenigvuldigd.
Ga naar hoofdstuk 34 of hoofdstuk 36.