Bijbelboeken
Spreuken 13:1-25
- Een wijs zoon hoort de tucht des vaders; maar een spotter hoort de bestraffing niet.
- Een ieder zal van de vrucht des monds het goede eten; maar de ziel der trouwelozen het geweld.
- Die zijn mond bewaart, behoudt zijn ziel; maar voor hem is verstoring, die zijn lippen wijd opendoet.
- De ziel des luiaards is begerig, doch er is niets; maar de ziel der vlijtigen zal vet gemaakt worden.
- De rechtvaardige haat leugentaal; maar de goddeloze maakt zich stinkende, en doet zich schaamte aan.
- De gerechtigheid bewaart den oprechte van weg; maar de goddeloosheid zal den zondaar omkeren.
- Er is een, die zichzelven rijk maakt, en niet met al heeft, en een, die zichzelven arm maakt, en heeft veel goed.
- Het rantsoen van ieders ziel is zijn rijkdom; maar de arme hoort het schelden niet.
- Het licht der rechtvaardigen zal zich verblijden; maar de lamp der goddelozen zal uitgeblust worden.
- Door hovaardigheid maakt men niet dan gekijf; maar bij de beradenen is wijsheid.
- Goed, van ijdelheid gekomen, zal verminderd worden; maar die met de hand vergadert, zal het vermeerderen.
- De uitgestelde hoop krenkt het hart; maar de begeerte, die komt, is een boom des levens.
- Die het woord veracht, die zal verdorven worden; maar wie het gebod vreest, dien zal vergolden worden.
- Des wijzen leer is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods.
- Goed verstand geeft aangenaamheid; maar de weg der trouwelozen is streng.
- Al wie kloekzinnig is, handelt met wetenschap; maar een zot breidt dwaasheid uit.
- Een goddeloze bode zal in het kwaad vallen; maar een trouw gezant is medicijn.
- Armoede en schande is desgenen, die de tucht verwerpt; maar die de bestraffing waarneemt; zal geeerd worden.
- De begeerte, die geschiedt, is zoet voor de ziel; maar het is den zotten een gruwel van het kwade af te wijken.
- Die met de wijzen omgaat, zal wijs worden; maar die der zotten metgezel is, zal verbroken worden.
- Het kwaad zal de zondaars vervolgen; maar den rechtvaardige zal men goed vergelden.
- De goede zal zijner kinders kinderen doen erven; maar het vermogen des zondaars is voor den rechtvaardige weggelegd.
- Het ploegen der armen geeft veelheid der spijze; maar daar is een, die verteerd wordt door gebrek van oordeel.
- Die zijn roede inhoudt, haat zijn zoon; maar die hem liefheeft, zoekt hem vroeg met tuchtiging.
- De rechtvaardige eet tot verzadiging zijner ziel toe; maar de buik der goddelozen zal gebrek hebben.
Ga naar hoofdstuk 12 of hoofdstuk 14.