Bijbelboeken
Spreuken 3:1-35
De zegen der godsvrucht
- Mijn zoon! vergeet mijn wet niet, maar uw hart beware mijn geboden.
- Want langheid van dagen, en jaren van leven, en vrede zullen zij u vermeerderen.
- Dat de goedertierenheid en de trouw u niet verlaten; bind ze aan uw hals, schrijf zij op de tafel uws harten.
- En vind gunst en goed verstand, in de ogen Gods en der mensen.
- Vertrouw op den Heere met uw ganse hart, en steun op uw verstand niet.
- Ken Hem in al uw wegen, en Hij zal uw paden recht maken.
- Zijt niet wijs in uw ogen; vrees den Heere, en wijk van het kwade.
- Het zal een medicijn voor uw navel zijn, en een bevochtiging voor uw beenderen.
- Vereer den Heere van uw goed, en van de eerstelingen al uwer inkomsten;
- Zo zullen uw schuren met overvloed vervuld worden, en uw perskuipen van most overlopen.
- Mijn zoon! verwerp de tucht des Heeren niet, en wees niet verdrietig over Zijn kastijding;
- Want de Heere kastijdt dengene, dien Hij liefheeft, ja, gelijk een vader den zoon, in denwelken hij een welbehagen heeft.
- Welgelukzalig is de mens, die wijsheid vindt, en de mens, die verstandigheid voortbrengt!
- Want haar koophandel is beter dan de koophandel van zilver, en haar inkomst dan het uitgegraven goud.
- Zij is kostelijker dan robijnen; en al wat u lusten mag, is met haar niet te vergelijken.
- Langheid der dagen is in haar rechterhand, in haar linkerhand rijkdom en eer.
- Haar wegen zijn wegen der liefelijkheid, en al haar paden vrede.
- Zij is een boom des levens dengenen, die ze aangrijpen, en elkeen, die ze vast houdt, wordt gelukzalig.
- De Heere heeft de aarde door wijsheid gegrond, de hemelen door verstandigheid bereid.
- Door Zijn wetenschap zijn de afgronden gekloofd, en de wolken druipen dauw.
- Mijn zoon! laat ze niet afwijken van uw ogen; bewaar de bestendige wijsheid en bedachtzaamheid.
- Want zij zullen het leven voor uw ziel zijn, en een aangenaamheid voor uw hals.
- Dan zult gij uw weg zeker wandelen, en gij zult uw voet niet stoten.
- Zo gij nederligt, zult gij niet schrikken; maar gij zult nederliggen en uw slaap zal zoet wezen.
- Vrees niet voor haastigen schrik, noch voor de verwoesting der goddelozen, als zij komt.
- Want de Heere zal met uw hoop wezen, en Hij zal uw voet bewaren van gevangen te worden.
- Onthoud het goed van zijn meesters niet, als het in het vermogen uwer hand is te doen.
- Zeg niet tot uw naaste: Ga heen, en kom weder, en morgen zal ik geven, dewijl het bij u is.
- Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij met vertrouwen bij u woont.
- Twist met een mens niet zonder oorzaak, zo hij u geen kwaad gedaan heeft.
- Zijt niet nijdig over een man des gewelds, en verkies geen van zijn wegen.
- Want de afwijker is den Heere een gruwel; maar Zijn verborgenheid is met den oprechte.
- De vloek des Heeren is in het huis des goddelozen; maar de woning der rechtvaardigen zal Hij zegenen.
- Zekerlijk, de spotters zal Hij bespotten, maar den zachtmoedigen zal Hij genade geven.
- De wijzen zullen eer beerven; maar elk een der zotten neemt schande op zich.
Ga naar hoofdstuk 2 of hoofdstuk 4.