1 Kronieken 3:1-15
Sálomo's huwelijk en droomgezicht bij Gíbeon
- Dezen nu waren de kinderen van David, die hem te Hebron geboren zijn: de eerstgeborene Amnon, van Ahinoam, de Jizreelietische; de tweede Daniel, van Abigail, de Karmelietische;
- De derde Absalom, de zoon van Maacha, de dochter van Thalmai, de koning te Gesur; de vierde Adonia, de zoon van Haggith;
- De vijfde Sefatja, van Abital; de zesde Jithream, van zijn huisvrouw Egla.
- Zes zijn hem te Hebron geboren; want hij regeerde daar zeven jaren en zes maanden; en drie en dertig jaren regeerde hij te Jeruzalem.
- Dezen nu zijn hem te Jeruzalem geboren: Simea, en Sobab, en Nathan, en Salomo; deze vier zijn van Bath-sua, de dochter van Ammiel;
- Daartoe Jibchar, en Elisama, en Elifelet,
- En Nogah, en Nefeg, en Jafia,
- En Elisama, en Eljada, en Elifelet, negen.
- Deze allen zijn zonen van David, behalve de kinderen der bijwijven, en Thamar hun zuster.
- Salomo's zoon nu was Rehabeam; zijn zoon was Abia; zijn zoon was Asa; zijn zoon was Josafat;
- Zijn zoon was Joram; zijn zoon was Ahazia; zijn zoon was Joas;
- Zijn zoon was Amazia; zijn zoon was Azaria; zijn zoon was Jotham;
- Zijn zoon was Achaz; zijn zoon was Hizkia; zijn zoon was Manasse;
- Zijn zoon was Amon; zijn zoon was Josia.
- De zonen van Josia nu waren dezen: de eerstgeborene Johanan, de tweede Jojakim, de derde Zedekia, de vierde Sallum.
Ga naar hoofdstuk 2 of hoofdstuk 4.