Bijbelboeken
1 Kronieken 2:1-55
Davids laatste bevelen en zijn dood
- Dezen zijn de kinderen van Israel: Ruben, Simeon, Levi en Juda, Issaschar en Zebulon,
- Dan, Jozef en Benjamin, Nafthali, Gad en Aser.
- De kinderen van Juda zijn: Er, en Onan, en Sela; drie zijn er hem geboren van de dochter van Sua, de Kanaanietische; en Er, de eerstgeborene van Juda, was kwaad in de ogen des Heeren; daarom doodde Hij hem.
- Maar Thamar, zijn schoondochter, baarde hem Perez en Zerah. Al de zonen van Juda waren vijf.
- De kinderen van Perez waren Hezron en Hamul.
- En de kinderen van Zerah waren Zimri, en Ethan, en Heman, en Chalcol, en Dara. Deze allen zijn vijf.
- En de kinderen van Charmi waren Achan, de beroerder van Israel, die zich aan het verbannene vergreep.
- De kinderen van Ethan nu waren Azaria.
- En de kinderen van Hezron, die hem geboren zijn, waren Jerahmeel, en Ram, en Chelubai.
- Ram nu gewon Amminadab, en Amminadab gewon Nahesson, den vorst der kinderen van Juda;
- En Nahesson gewon Salma, en Salma gewon Boaz,
Adónia, Abjathar, Joab en Simeï gestraft
- En Boaz gewon Obed, en Obed gewon Isai,
- En Isai gewon Eliab, zijn eerstgeborene, en Abinadab, den tweede, en Simea, den derde,
- Nethaneel, den vierde, Raddai, den vijfde,
- Ozem, den zesde, David, den zevende.
- En hun zusters waren Zeruja en Abigail. De kinderen nu van Zeruja waren Abisai, en Joab, en Asa-el; drie.
- En Abigail baarde Amasa; en de vader van Amasa was Jether, een Ismaeliet.
- Kaleb nu, de zoon van Hezron, gewon kinderen uit Azuba, zijn vrouw, en uit Jerioth. En de zonen van deze zijn: Jeser, en Sobab, en Ardon.
- Als nu Azuba gestorven was, zo nam zich Kaleb Efrath, die baarde hem Hur.
- En Hur gewon Uri, en Uri gewon Bezaleel.
- Daarna ging Hezron in tot de dochter van Machir, den vader van Gilead, en hij nam ze, toen hij zestig jaren oud was; en zij baarde hem Segub.
- Segub nu gewon Jair; en hij had drie en twintig steden in het land van Gilead.
- En hij nam Gesur en Aram, met de vlekken van Jair, van dezelve, met Kenath en haar onderhorige plaatsen, zestig steden. Deze allen zijn zonen van Machir, den vader van Gilead.
- En na den dood van Hezron, in Kaleb-efratha, heeft Abia, Hezrons huisvrouw, hem ook gebaard Asschur, de vader van Thekoa.
- De kinderen van Jerahmeel nu, den eerstgeborene van Hezron, waren deze: de eerstgeborene was Ram, daartoe Buna, en Oren, en Ozem en Ahia.
- Jerahmeel had nog een andere vrouw, welker naam was Atara; zij was de moeder van Onam.
- En de kinderen van Ram, den eerstgeborene van Jerahmeel waren Maaz, en Jamin, en Eker.
- En de kinderen van Onam waren Sammai en Jada. En de kinderen van Sammai: Nadab en Abisur.
- De naam nu der huisvrouw van Abisur was Abihail: die baarde hem Achban en Molid.
- En de kinderen van Nadab waren Seled en Appaim; en Seled stierf zonder kinderen.
- En de kinderen van Appaim waren Jisei; en de kinderen van Jisei waren Sesan; en de kinderen van Sesan, Achlai.
- En de kinderen van Jada, den broeder van Sammai, waren Jether en Jonathan; en Jether is gestorven zonder kinderen.
- De kinderen van Jonathan nu waren Peleth en Zaza. Dit waren de kinderen van Jerahmeel.
- En Sesan had geen zonen, maar dochteren. En Sesan had een Egyptischen knecht, wiens naam was Jarha.
- Sesan nu gaf zijn dochter aan zijn knecht Jarha tot een vrouw; en zij baarde hem Attai.
- Attai nu gewon Nathan, en Nathan gewon Zabad,
- En Zabad gewon Eflal, en Eflal gewon Obed,
- En Obed gewon Jehu, en Jehu gewon Azaria,
- En Azaria gewon Helez, en Helez gewon Elasa,
- En Elasa gewon Sismai, en Sismai gewon Sallum,
- En Sallum gewon Jekamja, en Jekamja gewon Elisama.
- De kinderen van Kaleb nu, den broeder van Jerahmeel, zijn Mesa, zijn eerstgeborene (die is de vader van Zif), en de kinderen van Maresa, den vader van Hebron.
- De kinderen van Hebron nu waren Korah, en Tappuah, en Rekem, en Sema.
- Sema nu gewon Raham, den vader van Jorkeam, en Rekem gewon Sammai.
- De kinderen van Sammai nu waren Maon; en Maon was de vader van Beth-zur.
- En Efa, het bijwijf van Kaleb, baarde Haran, en Moza, en Gazez; en Haran gewon Gazez.
- De kinderen van Jochdai nu waren Regem, en Jotham, en Gesan, en Pelet, en Efa, en Saaf.
- Uit het bijwijf Maacha gewon Kaleb: Seber en Tirhana.
- En de huisvrouw van Saaf, den vader van Madmanna, baarde Seva, den vader van Machbena, en den vader van Gibea; en de dochter van Kaleb was Achsa.
- Dit waren de kinderen van Kaleb, den zoon van Hur, den eerstgeborene van Efratha: Sobal, de vader van Kirjath-jearim;
- Salma, de vader der Bethlehemieten; Haref, de vader van Beth-gader.
- De kinderen van Sobal, den vader van Kirjath-jearim, waren Haroe en Hazihammenuchoth.
- En de geslachten van Kirjath-jearim waren de Jithrieten, en de Futhieten, en de Sumathieten, en de Misraieten; van dezen zijn uitgegaan de Zoraieten en de Esthaolieten.
- De kinderen van Salma waren de Bethlehemieten, en de Netofathieten, Atroth, Beth-joab, en de helft der Manathieten, en de Zorieten.
- En de huisgezinnen der schrijvers, die te Jabes woonden, de Tirathieten, de Simeathieten, de Suchathieten; dezen zijn de Kenieten, die gekomen zijn van Hammath, den vader van het huis van Rechab.
Ga naar hoofdstuk 1 of hoofdstuk 3.