1 Kronieken 16:1-43
Profetie tegen het huis van Báësa
Toen zij de ark Gods inbrachten, zo stelden zij ze in het midden der tent, welke David voor haar gespannen had; en zij offerden brandofferen en dankofferen voor het aangezicht Gods.
Heeren.
Als David het brandoffer en de dankofferen geeindigd had te offeren, zo zegende hij het volk in den Naam desEn hij deelde een iegelijk in Israel, van den man tot de vrouw, een iegelijk een bol broods, en een schoon stuk vlees, en een fles wijn.
Heeren sommigen uit de Levieten tot dienaars, en dat, om den Heere, den God Israels, te vermelden, en te loven, en te prijzen.
En hij stelde voor de ark desAsaf was het hoofd, en Zecharja de tweede na hem; Jeiel, en Semiramoth, en Jehiel, en Mattithja, en Eliab, en Benaja, en Obed-edom, en Jeiel, met instrumenten der luiten en met harpen; en Asaf liet zich horen met cimbalen;
Maar Benaja en Jahaziel, de priesters, steeds met trompetten voor de ark des verbonds van God.
Heere te loven, door den dienst van Asaf, en zijn broederen.
Te dienzelven dage gaf David ten eerste dezen psalm, om denEla koning van Israël
Heere, roept Zijn Naam aan, maakt Zijn daden bekend onder de volken.
Looft denZingt Hem, psalmzingt Hem, spreekt aandachtelijk van al Zijn wonderwerken.
Heere zoeken, verblijde.
Roemt u in den Naam Zijner heiligheid; dat zich het hart dergenen, die denHeere en Zijn sterkte, zoekt Zijn aangezicht geduriglijk.
Vraagt naar denGedenkt Zijner wonderwerken, die Hij gedaan heeft, Zijner wondertekenen, en de oordelen Zijns monds;
Gij, zaad van Israel, Zijn dienaar, gij, kinderen van Jakob, Zijn uitverkorenen!
Heere, onze God; Zijn oordelen zijn over de gehele aarde.
Hij is deZimri koning van Israël
Gedenkt tot in der eeuwigheid Zijns verbonds, des woords, dat Hij ingesteld heeft tot in het duizendste geslacht;
Des verbonds, dat Hij met Abraham heeft gemaakt, en Zijns eeds aan Izak;
Welken Hij ook aan Jakob heeft gesteld tot een inzetting, aan Israel tot een eeuwig verbond;
Zeggende: Ik zal u het land Kanaan geven, een snoer van ulieder erfdeel;
Als gij weinige mensen in getal waart; ja, weinigen en vreemdelingen daarin.
En zij wandelden van volk tot volk, en van het ene koninkrijk tot een ander volk.
Hij liet niemand toe hen te onderdrukken; ook bestrafte Hij koningen om hunnentwil, zeggende:
Tast Mijn gezalfden niet aan, en doet Mijn profeten geen kwaad.
Omri koning van Israël
Heere, gij, ganse aarde, boodschapt Zijn heil van dag tot dag.
Zingt denVertelt Zijn eer onder de heidenen, Zijn wonderwerken onder alle volken.
Heere is groot, en zeer te prijzen, en Hij is vreselijk boven alle goden.
Want deHeere heeft de hemelen gemaakt.
Want al de goden der volken zijn afgoden; maar deMajesteit en heerlijkheid zijn voor Zijn aangezicht, sterkte en vrolijkheid zijn in Zijn plaats.
Heere, gij, geslachten der volken, geeft den Heere eer en sterkte.
Geeft denAchab koning van Israël
Heere de eer Zijns Naams, brengt offer, en komt voor Zijn aangezicht; aanbidt den Heere in de heerlijkheid des heiligdoms.
Geeft denSchrikt voor Zijn aangezicht, gij, gehele aarde! Ook zal de wereld bevestigd worden, dat zij niet bewogen worde.
Heere regeert.
Dat de hemelen zich verblijden, en de aarde verheuge zich, en dat men onder de heidenen zegge: DeDat de zee bruise met haar volheid, dat het veld huppele van vreugde, met al wat daarin is.
Heeren, omdat Hij komt, om de aarde te richten.
Dan zullen de bomen des wouds juichen voor het aangezicht desHeere, want Hij is goed, want Zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
Looft denEn zegt: Verlos ons, o God onzes heils, en verzamel ons, en red ons van de heidenen, dat wij Uw heiligen Naam loven, en dat wij ons Uws lofs roemen.
Heere, de God Israels, van eeuwigheid tot eeuwigheid! En al het volk zeide: Amen! en het loofde den Heere.
Geloofd zij deHeeren, Asaf en zijn broederen, om geduriglijk te dienen voor de ark, naardat op elken dag besteld was.
Alzo liet hij daar, voor de ark des verbonds desObed-edom nu, met hunlieder broederen, waren acht en zestig; en hij stelde Obed-edom, den zoon van Jeduthun, en Hosa, tot poortiers;
Heeren op de hoogte, welke te Gibeon is;
En den priester Zadok, en zijn broederen, de priesters, voor den tabernakel desHeere de brandofferen geduriglijk te offeren op het brandofferaltaar, des morgens en des avonds; en zulks naar alles, wat er geschreven staat in de wet des Heeren, die Hij Israel geboden had.
Om denHeere te loven; want Zijn goedertierenheid is tot in der eeuwigheid.
En met hen Heman en Jeduthun, en de overige uitgelezenen, die met namen uitgedrukt zijn om denMet hen dan waren Heman en Jeduthun, met trompetten en cimbalen voor degenen, die zich lieten horen, en met instrumenten der muziek Gods; maar de zonen van Jeduthun waren aan de poort.
Alzo toog het ganse volk henen, een iegelijk in zijn huis; en David keerde zich, om zijn huis te gaan zegenen.