1 Kronieken 15:1-8
Abíam koning van Juda
- En David maakte zich huizen in zijn stad; en hij bereidde der ark Gods een plaats, en spande een tent voor haar.
- Toen zeide David: Niemand mag de ark Gods dragen, dan de Levieten; want die heeft de Heere verkoren, om de ark Gods te dragen, en om Hem te dienen tot in der eeuwigheid.
- Ook vergaderde David gans Israel te Jeruzalem, om de ark des Heeren op te halen aan haar plaats, die hij haar bereid had.
- En David verzamelde de kinderen van Aaron en de Levieten.
- Van de kinderen van Kehath was Uriel overste, en van zijn broederen waren honderd en twintig.
- Van de kinderen van Merari was Asaja overste, en van zijn broederen waren tweehonderd en twintig.
- Van de kinderen van Gersom was Joel overste, en van zijn broederen waren honderd en dertig.
- Uit de kinderen van Elizafan was overste Semaja, en van zijn broederen waren tweehonderd.
Ga naar hoofdstuk 14 of hoofdstuk 16.