Markus 15:21-41
De kruisiging
- En zij dwongen een Simon van Cyrene, die daar voorbijging, komende van den akker, den vader van Alexander en Rufus, dat hij Zijn kruis droeg.
- En zij brachten Hem tot de plaats Golgotha, hetwelk is, overgezet zijnde, Hoofdschedelplaats.
- En zij gaven Hem gemirreden wijn te drinken; maar Hij nam dien niet.
- En als zij Hem gekruisigd hadden, verdeelden zij Zijn klederen, werpende het lot over dezelve, wat een iegelijk wegnemen zou.
- En het was de derde ure, en zij kruisigden Hem.
- En het opschrift Zijner beschuldiging was boven Hem geschreven: DE KONING DER JODEN.
- En zij kruisigden met Hem twee moordenaars, een aan Zijn rechter-,en een aan Zijn linker zijde.
- En de Schrift is vervuld geworden, die daar zegt: En Hij is met de misdadigers gerekend.
- En die voorbijgingen, lasterden Hem, schuddende hun hoofden, en zeggende: Ha! Gij, die den tempel afbreekt, en in drie dagen opbouwt,
- Behoud Uzelven, en kom af van het kruis.
- En insgelijks ook de overpriesters, met de Schriftgeleerden, zeiden tot elkander, al spottende: Hij heeft anderen verlost; Zichzelven kan Hij niet verlossen.
- De Christus, de Koning Israels, kome nu af van het kruis, opdat wij het zien en geloven mogen. Ook die met Hem gekruist waren, smaadden Hem.
- En als de zesde ure gekomen was, werd er duisternis over de gehele aarde, tot de negende ure toe.
- En ter negender ure, riep Jezus met een grote stem, zeggende: ELOI, ELOI, LAMMA SABACHTANI, hetwelk is, overgezet zijnde: Mijn God, Mijn God! Waarom hebt Gij Mij verlaten?
- En sommigen van die daarbij stonden, dit horende, zeiden: Ziet, Hij roept Elias.
- En er liep een, en vulde een spons met edik, en stak ze op een rietstok, en gaf Hem te drinken, zeggende: Houdt stil, laat ons zien, of Elias komt, om Hem af te nemen.
- En Jezus, een grote stem van Zich gegeven hebbende, gaf den geest.
- En het voorhangsel des tempels scheurde in tweeen, van boven tot beneden.
- En de hoofdman over honderd, die daarbij tegenover Hem stond, ziende, dat Hij alzo roepende den geest gegeven had, zeide: Waarlijk, deze Mens was Gods Zoon!
- En er waren ook vrouwen, van verre dit aanschouwende, onder welke ook was Maria Magdalena, en Maria, de moeder van Jakobus, den kleine, en van Joses, en Salome;
- Welke ook, toen Hij in Galilea was, Hem waren gevolgd, en Hem gediend hadden; en vele andere vrouwen, die met Hem naar Jeruzalem opgekomen waren.
Ga naar hoofdstuk 14 of hoofdstuk 16.