- 1
- 2
- 3
- 4
- 5
- 6
- 7
- 8
- 9
- 10
- 11
- 12
- 13
- 14
- 15
- 16
- 17
- 18
- 19
- 20
- 21
- 22
- 23
- 24
- 25
- 26
- 27
- 28
- 29
- 30
- 31
- 32
- 33
- 34
- 35
- 36
- 37
- 38
- 39
- 40
- 41
- 42
- 43
- 44
- 45
- 46
- 47
- 48
- 49
- 50
- 51
- 52
- 53
- 54
- 55
- 56
- 57
- 58
- 59
- 60
- 61
- 62
- 63
- 64
- 65
- 66
- 67
- 68
- 69
- 70
- 71
- 72
- 73
- 74
- 75
- 76
- 77
- 78
- 79
- 80
- 81
- 82
- 83
- 84
- 85
- 86
- 87
- 88
- 89
- 90
- 91
- 92
- 93
- 94
- 95
- 96
- 97
- 98
- 99
- 100
- 101
- 102
- 103
- 104
- 105
- 106
- 107
- 108
- 109
- 110
- 111
- 112
- 113
- 114
- 115
- 116
- 117
- 118
- 119
- 120
- 121
- 122
- 123
- 124
- 125
- 126
- 127
- 128
- 129
- 130
- 131
- 132
- 133
- 134
- 135
- 136
- 137
- 138
- 139
- 140
- 141
- 142
- 143
- 144
- 145
- 146
- 147
- 148
- 149
- 150
Psalmen 44:1-26
Klacht van het verstoten volk
Een onderwijzing, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach. (44:2) O God! wij hebben het met onze oren gehoord, onze vaders hebben het ons verteld: Gij hebt een werk gewrocht in hun dagen, in de dagen van ouds. (44:3) Gij hebt de heidenen met Uw hand uit de bezitting verdreven, maar henlieden geplant; Gij hebt de volken geplaagd, henlieden daarentegen doen voortschieten. (44:4) Want zij hebben het land niet geerfd door hun zwaard, en hun arm heeft hun geen heil gegeven; maar Uw rechterhand, en Uw arm, en het licht Uws aangezichts, omdat Gij een welbehagen in hen hadt. (44:5) Gij Zelf zijt mijn Koning, o God! gebied de verlossingen Jakobs. (44:6) Door U zullen wij onze wederpartijders met hoornen stoten; in Uw Naam zullen wij vertreden, die tegen ons opstaan. (44:7) Want ik vertrouw niet op mijn boog, en mijn zwaard zal mij niet verlossen. (44:8) Maar Gij verlost ons van onze wederpartijders, en Gij maakt onze haters beschaamd. (44:9) In God roemen wij den gansen dag, en Uw Naam zullen wij loven in eeuwigheid. Sela. (44:10) Maar nu hebt Gij ons verstoten en te schande gemaakt, dewijl Gij met onze krijgsheiren niet uittrekt. (44:11) Gij doet ons achterwaarts keren van den wederpartijder; en onze haters beroven ons voor zich. (44:12) Gij geeft ons over als schapen ter spijze, en Gij verstrooit ons onder de heidenen. (44:13) Gij verkoopt Uw volk om geen waardij; en Gij verhoogt hun prijs niet. (44:14) Gij stelt ons onze naburen tot smaad, tot spot en schimp dengenen, die rondom ons zijn. (44:15) Gij stelt ons tot een spreekwoord onder de heidenen, tot een hoofdschudding onder de volken. (44:16) Mijn schande is den gansen dag voor mij, en de schaamte mijns aangezichts bedekt mij; (44:17) Om de stem des honers en des lasteraars, vanwege den vijand en den wraakgierige. (44:18) Dit alles is ons overkomen, nochtans hebben wij U niet vergeten, noch valselijk gehandeld tegen Uw verbond. (44:19) Ons hart is niet achterwaarts gekeerd, noch onze gang geweken van Uw pad. (44:20) Hoewel Gij ons verpletterd hebt in een plaats der draken, en ons met een doodsschaduw bedekt hebt. (44:21) Zo wij den Naam onzes Gods hadden vergeten, en onze handen tot een vreemden God uitgebreid, (44:22) Zou God zulks niet onderzoeken? Want Hij weet de verborgenheden des harten. (44:23) Maar om Uwentwil worden wij den gansen dag gedood; wij worden geacht als slachtschapen.Heere! Ontwaak, verstoot niet in eeuwigheid. (44:24) Waak op, waarom zoudt Gij slapen, (44:25) Waarom zoudt Gij Uw aangezicht verbergen, onze ellende en onze onderdrukking vergeten? (44:26) Want onze ziel is in het stof nedergebogen; onze buik kleeft aan de aarde. (44:27) Sta op, ons ter hulp, en verlos ons om Uwer goedertierenheid wil.