- 1
- 2
- 3
- 4
- 5
- 6
- 7
- 8
- 9
- 10
- 11
- 12
- 13
- 14
- 15
- 16
- 17
- 18
- 19
- 20
- 21
- 22
- 23
- 24
- 25
- 26
- 27
- 28
- 29
- 30
- 31
- 32
- 33
- 34
- 35
- 36
- 37
- 38
- 39
- 40
- 41
- 42
- 43
- 44
- 45
- 46
- 47
- 48
- 49
- 50
- 51
- 52
- 53
- 54
- 55
- 56
- 57
- 58
- 59
- 60
- 61
- 62
- 63
- 64
- 65
- 66
- 67
- 68
- 69
- 70
- 71
- 72
- 73
- 74
- 75
- 76
- 77
- 78
- 79
- 80
- 81
- 82
- 83
- 84
- 85
- 86
- 87
- 88
- 89
- 90
- 91
- 92
- 93
- 94
- 95
- 96
- 97
- 98
- 99
- 100
- 101
- 102
- 103
- 104
- 105
- 106
- 107
- 108
- 109
- 110
- 111
- 112
- 113
- 114
- 115
- 116
- 117
- 118
- 119
- 120
- 121
- 122
- 123
- 124
- 125
- 126
- 127
- 128
- 129
- 130
- 131
- 132
- 133
- 134
- 135
- 136
- 137
- 138
- 139
- 140
- 141
- 142
- 143
- 144
- 145
- 146
- 147
- 148
- 149
- 150
Psalmen 38:1-22
Boetpsalm
Heere! straf mij niet in Uw groten toorn, en kastijd mij niet in Uw grimmigheid. Een psalm van David, om te doen gedenken. (38:2) O (38:3) Want Uw pijlen zijn in mij gedaald, en Uw hand is op mij nedergedaald. (38:4) Er is niets geheels in mijn vlees, vanwege Uw gramschap; er is geen vrede in mijn beenderen, vanwege mijn zonde. (38:5) Want mijn ongerechtigheden gaan over mijn hoofd; als een zware last zijn zij mij te zwaar geworden. (38:6) Mijn etterbuilen stinken, zij zijn vervuild, vanwege mijn dwaasheid. (38:7) Ik ben krom geworden, ik ben uitermate zeer nedergebogen; ik ga den gansen dag in het zwart. (38:8) Want mijn darmen zijn vol van een verachtelijke plage, en er is niets geheels in mijn vlees. (38:9) Ik ben verzwakt, en uitermate zeer verbrijzeld; ik brul van het geruis mijns harten.Heere! voor U is al mijn begeerte; en mijn zuchten is voor U niet verborgen. (38:10) (38:11) Mijn hart keert om en om, mijn kracht heeft mij verlaten; en het licht mijner ogen, ook zij zelven zijn niet bij mij. (38:12) Mijn liefhebbers en mijn vrienden staan van tegenover mijn plage, en mijn nabestaanden staan van verre. (38:13) En die mijn ziel zoeken, leggen mij strikken; en die mijn kwaad zoeken, spreken verdervingen, en zij overdenken den gansen dag listen. (38:14) Ik daarentegen ben als een dove, ik hoor niet, en als een stomme, die zijn mond niet opendoet. (38:15) Ja, ik ben als een man, die niet hoort, en in wiens mond geen tegenredenen zijn.Heere! hoop ik; Gij zult verhoren, Heere, mijn God! (38:16) Want op U, (38:17) Want ik zeide: Dat zij zich toch over mij niet verblijden! Wanneer mijn voet zou wankelen, zo zouden zij zich tegen mij groot maken. (38:18) Want ik ben tot hinken gereed, en mijn smart is steeds voor mij. (38:19) Want ik maak U mijn ongerechtigheid bekend, ik ben bekommerd vanwege mijn zonde. (38:20) Maar mijn vijanden zijn levende, worden machtig; en die mij om valse oorzaken haten, worden groot. (38:21) En die kwaad voor goed vergelden, staan mij tegen, omdat ik het goede najaag.Heere, mijn God! wees niet verre van mij. (38:22) Verlaat mij niet, o Heere, mijn Heil! (38:23) Haast U tot mijn hulp,