- 1
- 2
- 3
- 4
- 5
- 6
- 7
- 8
- 9
- 10
- 11
- 12
- 13
- 14
- 15
- 16
- 17
- 18
- 19
- 20
- 21
- 22
- 23
- 24
- 25
- 26
- 27
- 28
- 29
- 30
- 31
- 32
- 33
- 34
- 35
- 36
- 37
- 38
- 39
- 40
- 41
- 42
- 43
- 44
- 45
- 46
- 47
- 48
- 49
- 50
- 51
- 52
- 53
- 54
- 55
- 56
- 57
- 58
- 59
- 60
- 61
- 62
- 63
- 64
- 65
- 66
- 67
- 68
- 69
- 70
- 71
- 72
- 73
- 74
- 75
- 76
- 77
- 78
- 79
- 80
- 81
- 82
- 83
- 84
- 85
- 86
- 87
- 88
- 89
- 90
- 91
- 92
- 93
- 94
- 95
- 96
- 97
- 98
- 99
- 100
- 101
- 102
- 103
- 104
- 105
- 106
- 107
- 108
- 109
- 110
- 111
- 112
- 113
- 114
- 115
- 116
- 117
- 118
- 119
- 120
- 121
- 122
- 123
- 124
- 125
- 126
- 127
- 128
- 129
- 130
- 131
- 132
- 133
- 134
- 135
- 136
- 137
- 138
- 139
- 140
- 141
- 142
- 143
- 144
- 145
- 146
- 147
- 148
- 149
- 150
Psalmen 34:1-22
God beschermt de gelovigen
Heere loven te aller tijd; Zijn lof zal geduriglijk in mijn mond zijn. Een psalm van David, als hij zijn gelaat veranderd had voor het aangezicht van Abimelech, die hem wegjoeg, dat hij doorging. (34:2) Aleph. Ik zal den Heere; de zachtmoedigen zullen het horen en verblijd zijn. (34:3) Beth. Mijn ziel zal zich beroemen in den Heere met mij groot, en laat ons Zijn Naam samen verhogen. (34:4) Gimel. Maakt den Heere gezocht, en Hij heeft mij geantwoord, en mij uit al mijn vrezen gered. (34:5) Daleth. Ik heb den (34:6) He. Vau. Zij hebben op Hem gezien, ja, Hem als een waterstroom aangelopen; en hun aangezichten zijn niet schaamrood geworden.Heere hoorde; en Hij verloste hem uit al zijn benauwdheden. (34:7) Zain. Deze ellendige riep, en de Heeren legert Zich rondom degenen, die Hem vrezen, en rukt hen uit. (34:8) Cheth. De Engel des Heere goed is; welgelukzalig is de man, die op Hem betrouwt. (34:9) Teth. Smaakt en ziet, dat de Heere, gij Zijn heiligen! want die Hem vrezen, hebben geen gebrek. (34:10) Jod. Vreest den Heere zoeken, hebben geen gebrek aan enig goed. (34:11) Caph. De jonge leeuwen lijden armoede, en hongeren; maar die den Heeren vreze leren. (34:12) Lamed. Komt, gij, kinderen! hoort naar mij! ik zal u des (34:13) Mem. Wie is de man, die lust heeft ten leven, die dagen liefheeft, om het goede te zien? (34:14) Nun. Bewaar uw tong van het kwaad, en uw lippen van bedrog te spreken. (34:15) Samech. Wijk af van het kwaad, en doe het goede; zoek den vrede, en jaag dien na.Heeren zijn op de rechtvaardigen, en Zijn oren tot hun geroep. (34:16) Ain. De ogen des Heeren is tegen degenen, die kwaad doen, om hun gedachtenis van de aarde uit te roeien. (34:17) Pe. Het aangezicht des Heere hoort, en Hij redt hen uit al hun benauwdheden. (34:18) Tsade. Zij roepen, en de Heere is nabij de gebrokenen van harte, en Hij behoudt de verslagenen van geest. (34:19) Koph. De Heere. (34:20) Resch. Vele zijn de tegenspoeden des rechtvaardigen; maar uit alle die redt hem de (34:21) Schin. Hij bewaart al zijn beenderen; niet een van die wordt gebroken. (34:22) Thau. De boosheid zal den goddeloze doden; en die den rechtvaardige haten, zullen schuldig verklaard worden.Heere verlost de ziel Zijner knechten; en allen, die op Hem betrouwen, zullen niet schuldig verklaard worden. (34:23) De