Gezang 289:3
3Waat klaag ik, dat mijn jeugd verdween
bij 't mind'ren mijner krachten!
Mijn oog blikt naar de hemel heen,
ik blijf Gods lente wachten.
Gods schepping is geen woestenij,
maar blijft in 't late herfstgetij
nog geur'ge bloemen dragen.
Al word ik oud, mijn hart blijv' jong,
het danklied, dat mijn kindsheid zong
klink' in mijn najaarsdagen!
<- Gezang 288 | Gezang 289 | Gezang 290 ->