Psalmen

Gezang 229

1
Laat m' in U blijven, groeien, bloeien,
o Heiland, die de wijnstok zijt!
Uw kracht moet in mij overvloeien,
of 'k ben een wis verderf gewijd.
Doorstroom, beziel en zegen mij,
opdat ik waarlijk vruchtbaar zij.

2
Ik kan mijzelf geen wasdom geven:
niets kan ik zonder U, o Heer.
In uw gemeenschap kiemt er leven
en levensvolheid meer en meer.
Uw Geest zij in mij uitgestort;
de rank, die U ontvalt, verdort.

3
Neen, Heer, ik wil van U niet scheiden,
'k blijf d' uw' altijd, blijf Gij de mijn'!
Uw liefde moet alom mij leiden,
uw leven moet mijn leven zijn,
uw licht moet schijnen in mijn huis
bij kruis naar kracht, en kracht naar kruis.

4
Dan blijft mijn ziel voor U gewonnen,
dan wint mijn ziel door U in kracht!
Het werk, in need'righeid begonnen,
wordt dan in heerlijkheid volbracht!
Wat in de winds'len sliep, ontbot
en komt in 't licht en rijpt voor God.

<- Gezang 228 | Gezang 229 | Gezang 230 ->

Toon nummering: naast | in tekst | niet
Deze pagina afdrukken