Psalmen

Gezang 110:gezang/199/

1
Straks groeten w' onze moederstranden
en tarten wind en golfgebruis.
Verbroken zijn all' aardse banden,
verlaten is het ouderhuis.
Wij zwerven waar de wimpels weem'len
op d' ademtocht van Hem, die leeft,
van Hem, die aarde, zee en heem'len
met al hun heir geschapen heeft.

2
Het ga ten leven, 't ga ten dode,
Hem klopt ons hart, hem looft ons lied.
Hij, die zich wijdt tot hemelbode,
hij rekent op deez' aarde niet.
Er wacht een haven ons na 't zwerven,
wij ank'ren in der eeuwen Rots,
zo w' uw gemeenschap nimmer derven,
o Christus, Gij, gezond'ne Gods!

3
De stem, die fluistert in onz' oren,
gelijk der eng'len harpgezang,
is waard, dat wij haar dankend horen,
dat wij haar volgen levenslang.
Hier werd nog nooit een hart bedrogen:
de hoop maakt sterk, 't geloof verwint.
Het doel blinkt heerlijk in onz' ogen,
ook waar de weg in nacht begint.

4
De broederkring is wijd getrokken
om zeeën en gebergten heen.
Toch zal geen macht zijn ringmuur schokken:
't cement der liefde hecht aaneen.
Eendrachtig werken w' onder 't zwerven,
gezegend meest op 't onvoorzienst:
een strijden is 't, een rust'loos werven
voor Jezus en zijn liefdedienst.

5
't Is zoet en zalig, neer te knielen,
verenigd in des Vaders Zoon.
Bij 't bidden smaken onze zielen
een daag'lijks weerzien voor Gods troon.
Al dobb'ren w' op de verste golven,
geen afstand, die de harten scheidt!
Wordt hier het zaad in d' aard bedolven,
stil rijpt de kiem voor d' eeuwigheid.

6
Straks roept de Heer zijn welbeminden
in 't licht van d' eeuw'ge zonneschijn.
Dan zullen wij elkaar hervinden
en zonder einde samen zijn.
Dan wacht ons kalmte na d' orkanen,
de palm na 't zwaard, de kroon na 't kruis,
en na het pelgrimspad der tranen
de blijde rust in 't Vaderhuis.

<- Gezang 109 | Gezang 110 | Gezang 111 ->

Toon nummering: naast | in tekst | niet