Psalmen

Gezang 97

1
Een vaste burcht is onze God,
een toevlucht en een toren.
Zijn macht bevrijdt van 't bange lot,
dat ons nu is beschoren.
De vijand rukt vast aan
met opgestoken vaan;
hij draagt zijn rusting nog
van gruwel en bedrog:
nooit zag men zijns gelijke.

2
Met onze macht is 't niets gedaan:
wij zijn alras verloren.
Maar d' een'ge, die ons bij kan staan,
God heeft Hem ons verkoren.
Vraagt gij zijn naam, zo weet,
dat Hij de Christus heet.
Der legerscharen Heer
is onze tegenweer;
Hem blijft in 't eind de zege.

3
Al trekken op van alle kant
de helse legerscharen,
wij vrezen niet! De Heer houdt stand,
Hij zal zijn volk bewaren.
Hoe ook de vijand woedt,
wij staan hem voet voor voet,
wij tarten zijn geweld;
zijn vonnis is geveld:
een woord en hij moet wijken.

4
Het woord, dat zult gij laten staan,
en niets daarbij verzinnen.
De Heer gaat in de strijd vooraan:
zijn Geest doet overwinnen.
Al rooft g' ons al ons goed,
vrouw, kind, en eer en bloed,
ontneem 't ons alles vrij!
Gij wint er toch niets bij:
het Rijk blijft ons behouden!

<- Gezang 96 | Gezang 97 | Gezang 98 ->

Toon nummering: naast | in tekst | niet
Deze pagina afdrukken