Psalmen

Gezang 265

1
God is tegenwoordig; God is in ons midden,
laat ons diep in 't stof aanbidden!
Dat in heil'ge eerbied alles in ons zwijge,
dat voor Hem de ziel zich neige!
Wie Hem noemt,
wie Hem roemt,
sla zijn ogen neder,
geve 't hart Hem weder!

2
God is tegenwoordig, die in 't licht daarboven
eeuwiglijk de serafs loven.
"Heilig, heilig, heilig!" juub'len Hem ter ere
dag en nacht de eng'lensferen.
Heer, ons lied
smaad het niet!
Laat ook ons, geringen,
U een loflied zingen!

3
Alle ding doordringt Gij, laat toch onder allen
ook op mij uw stralen vallen!
Evenals voor 't zonlicht bloem en blad daarbuiten,
steeds gewillig zich ontsluiten,
laat zo mij,
stil en blij,
Heer, uw licht bestralen
en in 't harte dalen!

4
Maak mij recht eenvoudig, stil in den gebede,
diep vervuld van uwe vrede!
Maak mij rein van harte, dat ik uwe klaarheid
schouwen moog' in geest en waarheid!
Los van 't stof,
vol van lof,
wil ik opwaarts zweven,
om in U te leven.

5
Kom Gij in mij wonen, zij mijn hart en leven
U ten heiligdom gegeven!
Laat mij altijd beter uwe beelt'nis dragen,
naar uw eer, uw liefde vragen!
Waar ik ga,
zit of sta,
laat mij U aanschouwen
met een stil vertrouwen.

<- Gezang 264 | Gezang 265 | Gezang 266 ->

Toon nummering: naast | in tekst | niet
Deze pagina afdrukken