Psalmen

Gezang 249

1
Heiland, laat ons waardig komen,
drinken uit uw levensstromen!
O, hoe groot is ons verlangen
uwe gaven te ontvangen.
Al wie dorstend naar U smachten
zult Gij, Heiland, niet verachten.
Laat ook ons blijmoedig komen,
drinken uit uw levensstromen.

2
Wij verheugen ons met beven!
Schenk ons, Heer, genaad' en leven
samen met de schaar dergenen,
waarmee Gij ons wilt verenen
door het eten van uw spijze
op zo wonderbare wijze.
Waar is ooit de mens gevonden,
die dit wonder kon doorgronden?

3
Gij, wien 's hemels reine scharen,
die als wij ook zondaars waren,
dank en lof en ere zingen,
daar z' eens hier dat brood ontvingen,
Heer, wij vallen aan uw voeten,
doe ons waardig U ontmoeten,
eten van uw hemelspijze,
ons tot heil en U ten prijze.

4
De gedacht'nis van uw sterven,
dat ons deed Gods heil verwerven,
stelt ons allen tot getuigen,
dat eens 't al voor U zal buigen.
Zoon des Vaders, Licht en Leven,
Godslam, ten rantsoen gegeven,
godd'lijk offer voor mijn zonden,
schuldig om mijn schuld bevonden.

5
'k Zal mij in uw heil verblijden,
eeuwig, eeuwig m' aan U wijden,
trouw U volgen hier beneden,
en de smalle weg betreden.
'k Zal U eens, o Heer, daar boven
beter kennen, beter loven,
beter, vuriger beminnen:
help mij, help mij overwinnen!

<- Gezang 248 | Gezang 249 | Gezang 250 ->

Toon nummering: naast | in tekst | niet
Deze pagina afdrukken