Psalmen

Gezang 219

1
Waarom zou mij kommer drukken?
Ik heb toch
Christus nog,
wie kan Hem m' ontrukken?
Wie zal mij de hemel roven,
d' eeuw'ge woon,
die Gods Zoon
toezegd' in 't geloven.

2
Naakt werd ik op aard geboren
op die dag,
toen ik zag
't eerste zonnegloren.
Naakt zal 'k eens van d' aarde scheiden,
als ik vlucht
in een zucht
uit dit aardse lijden.

3
Goed en bloed, stof, ziel en leven
is slechts leen;
God alleen
heeft 't mij al gegeven.
Wil Hij 't eenmaal tot zich keren,
'k buig mij stil
voor zijn wil,
zal Hem juichend eren.

4
Zendt Hij mij een kruis te dragen,
lijdt mijn hart
angst en smart.
zoud' ik dan versagen?
Die 't mij zendt, Hij zal 't ook enden;
groot in kracht
zal zijn macht
eens mijn lijden wenden.

5
God schonk m' in de goede uren
vreugd zo groot;
zal 'k de dood
dan niet stil verduren?
God is trouw en doet mij dragen
naar mijn kracht;
uit de nacht
zal zijn licht weer dagen.

6
Satan en der wereld plagen,
al hun spot,
zal 'k, o God,
door uw kracht verdragen.
Hoe zij spotten, hoe zij honen,
God, mijn goed,
zal met spoed
al zijn glorie tonen.

7
Zelfs geen dood kan ons meer doden,
door zijn poort
gaan wij voort,
aan zijn macht ontvloden;
hij moet ons Gods macht bewijzen,
daar wij gaan
langs zijn baan
tot Gods paradijzen.

8
Wie wil nog het leven prijzen?
Niets houdt stand;
uit dit zand
zal geen heil verrijzen.
Ginder zijn de e'elste gaven
zonder tal:
Christus zal
onverpoosd mij laven.

9
Heer, mijn herder, 'k blijf U beiden,
Gij zijt mijn,
ik ben dijn,
niemand kan ons scheiden.
Ik ben dijn, daar Gij uw leven
en uw bloed
eens voor goed
hebt voor mij gegeven.

10
Gij zijt mijn voor alle dagen,
o mijn licht,
dat ik dicht
aan mijn hart mag dragen.
Gun mij, gun mij mijn verlangen:
Gij zijt mijn,
ik ben dijn,
die mij houdt omvangen.

<- Gezang 218 | Gezang 219 | Gezang 220 ->

Toon nummering: naast | in tekst | niet
Deze pagina afdrukken