Psalmen

Gezang 205

1
Zalig, zalig, niets te wezen
in ons eigen oog voor God,
eigen zin en lust te vrezen,
steeds te rusten in ons lot,
need'rig, kinderlijk en stil
ons te voegen naar zijn wil.

2
Is ons trots, hoogmoedig eigen
nog zo dikwijls ongezind,
om zich naar uw wil te neigen,
waar het hart slechts rust in vindt,
werp die hoogmoed dan, o Heer,
door uw Geest in ons terneer!

3
Wat wij hebben of vermogen,
wat ons lief is, wat ons lust,
al 't begeren onzer ogen,
ons genoegen, onze rust,
wat men denke, spreke, doe:
alles hoort de hemel toe.

4
Vragen wij, wat goed of kwaad is:
voor 't geloof is alles goed.
Al wat d' uitvoer van uw raad is,
Vader, dat is alles goed!
Gij, o Heer, zo wijs als trouw,
weet best, wat ons schaden zou.

5
Mag uw naam maar eer ontvangen,
't ga ons slecht, of 't ga ons goed;
dat alleen is ons verlangen,
trouwe Vader, wat Gij doet!
Eer is 't ons, hoe laag het schijn',
zalig, niets voor U te zijn.

<- Gezang 204 | Gezang 205 | Gezang 206 ->

Toon nummering: naast | in tekst | niet
Deze pagina afdrukken