Psalmen

Gezang 171

1
Verlosser, Vriend, Gij hoop en lust
van die U kennen, neem het lied,
dat U in 't stof een sterv'ling biedt,
een zondaar, die uw voeten kust.
Een zondaar, een verlost', o Heer,
en nu geen zondaar meer.
O, neem het aan!
Gij laat geen smeek'ling staan,
Gij hoort in hemellingen
verloste zondaars zingen:
o, neem het aan!

2
Gij kwaamt op aard' om mens te zijn,
Gij hebt door lijden en gebed
Gods eer gehandhaafd, ons gered;
uw liefd' ontzag noch strijd, nog pijn,
Gij droegt het kruis, hebt smaad veracht,
Gij hebt Gods wil volbracht.
Wij zijn verlost,
maar 't heeft uw dood gekost.
Gij leeft en in uw leven
is al ons heil gegeven:
Wij zijn verlost.

3
Bedreigt mij leed, ontmoet mij smart,
ik vrees geen kwaad, maar klaag het Hem:
hoe groot in eer, Hij hoort mijn stem,
hoe ver van d' aard, Hij kent mijn hart.
Gods Zoon vergeet de zijnen niet,
die Hij op aarde liet.
Hij is mijn hoop,
Hij wies mij door zijn doop,
Hij geeft mij brood en beker,
'k ben van zijn liefde zeker:
Hij is mijn hoop!

4
Waar is een vreugd, een kalmt', een heil,
zo zalig als dit hoogst genot?
Het vloeit uit God en keert tot God,
het heeft noch maat noch perk nog peil.
In Jezus is mijn zalig lot
verborgen bij mijn God.
Hij is mijn lust,
ook als mijn stof eens rust.
O, prijst Hem, mijn gezangen!
Ik blijf zijn komst verlangen:
Hij is mijn lust!

<- Gezang 170 | Gezang 171 | Gezang 172 ->

Toon nummering: naast | in tekst | niet
Deze pagina afdrukken