Psalmen

Gezang 158

1
Ik nader voor uw heilig' ogen
oneindig' Oppermajesteit!
Gij, die geen zonde kunt gedogen,
eist dankb're liefd' en heiligheid.
De schrik van Horeb is verdwenen,
gena' en waarheid zijn verschenen,
Gods Zoon, vol waarheid en gena,
wou door gehoorzaamheid en lijden
ons van de vloek der wet bevrijden:
dat is volbracht op Golgotha.

2
Ja, 'k weet het, geheel te minnen,
U boven al, mijn Heer en God,
met kracht, gemoed, verstand en zinnen,
is 't eerst' en tevens 't groot gebod!
Maar 'k weet ook, dat mijn medemensen
te doen, te willen en te wensen
al wat mijn hart voor mij verlangt,
daaraan gelijk staat, God der goden,
en dat aan deze twee geboden
de hoofdsom mijner plichten hangt!

3
O God, ik beef! Zo moest ik wezen,
maar wat ben ik, wat zijn mijn daan?
'k Moest uw gerechte straffen vrezen,
zo Gij mijn schuld woudt gadeslaan.
Maar, eeuwig dank, voor al mijn zonden
wordt bij mijn Jezus heil gevonden.
Vernieuw mijn hart tot ware liefde,
want in dit ene woord de liefde
wordt uw gehele wet volbracht.

<- Gezang 157 | Gezang 158 | Gezang 159 ->

Toon nummering: naast | in tekst | niet
Deze pagina afdrukken