Psalmen

Gezang 157

1
Heilig' God, voor wie slechts waarheid,
reinheid van het harte geldt!
Eeuwig Licht, waar niets dan klaarheid,
niets dan vlekk'loos licht uit welt,
laat uw heiligheid, o Heer,
onze harten meer en meer
zo bestralen, zo verhogen,
dat zij heilig worden mogen!

2
Heilig is, o God, uw wezen,
reiner dan het zonnelicht.
Eng'len in eerbiedig vrezen,
dekken voor U 't aangezicht.
Wij zijn nietig, onrein stof,
onbekwaam tot uwe lof,
vol van zonden, vol van vlekken,
die ons schuldig hart bedekken.

3
Nooit kunt G' iets beminnen, Vader,
hoe volkomen 't ons ook schijn',
wat uw heiligheid niet nader',
U niet poog' gelijk te zijn.
Ach, neem U dan onzer aan,
die op 's levens donk're paan
uit onszelven niets vermogen,
niets dat goed is in uw ogen!

4
O, verzacht die vrees, die smarten!
Is hier onze kracht te klein,
schep Gij zelf ons reine harten,
Gij zijt rein, maar maakt ook rein.
Was ons diep onrein gemoed,
was het rein in Jezus' bloed,
en uw heil'ge Geest geleide
ons verstand en harte beide.

5
Heilig God, barmhartig Vader,
schenk ons uw gerechtigheid.
Breng ons allen Hem steeds nader,
die G' ons gaaft tot heiligheid,
tot wij eens voor uwe troon,
gans verlost door uwe Zoon,
onder reine hemelingen,
't heilig, heilig, heilig zingen.

<- Gezang 156 | Gezang 157 | Gezang 158 ->

Toon nummering: naast | in tekst | niet
Deze pagina afdrukken