Psalmen

Gezang 140

1
Hoe blinkt uw majesteit alom
in 't onbegrensde heiligdom
der schepping, eeuwig Koning!
Straalt ons bij nacht de hemel aan,
dan zien wij maan en sterren staan
als wachters voor uw woning.
Verlicht de zon ons oog bij dag,
zij leert ons vrolijk met ontzag
in haar uw licht aanschouwen;
zij is de spiegel, die ons 't beeld
van uwe volheid mededeelt
en uitlokt tot vertrouwen.

2
Bij 's werelds aanvang sprak uw mond:
"Het licht zij daar!" en 't was terstond,
de duisternis werd luister.
Zo zal eens 't heil, ons toegezeid,
op uw bevel met majesteit
verrijzen uit het duister.
Laat Heer, uw licht door zachte gloed
in ons verkleumd en stug gemoed
het nieuwe leven tonen;
dan zal ons hart, dat U verwacht,
in 't licht uw aanschijns, ook bij nacht,
getroost en zeker wonen.

3
O, zo mijn hart, nog afgeleid
door mijne diep' onwaardigheid,
uw liefde kon mistrouwen,
hoe zinkt mijn laatste twijf'ling neer,
als ik op uw geschenk, o Heer,
de gift uws Zoons, mag schouwen!
Och, dat ik starend op die Zoon,
altijd tot uw genadetroon
vertrouwend, vrolijk nader',
en veilig in uw liefdeschoot
tot U nog stamel' in de dood:
"Mijn Schepper en mijn Vader!"

4
Laat eens de glans van zon en maan
bij 's werelds avond ondergaan,
ons zal geen licht ontbreken.
Waar 't Lam de hemelfakkel is,
daar zal eerst, zonder hindernis,
de schepping zichtbaar spreken;
daar zal natuur op ieder blad,
dat zij op aard' verzegeld had,
geheimen ons doen lezen.
Hier kennen wij slechts voor een deel,
maar daar onthult Gij ons geheel
de volheid van uw wezen.

5
Hoe heerlijk zijn uw werken, Heer!
U dank', U loov', U prijz', U eer'
wat is, wat was of worde.
Gij schept uit lijden hemelvreugd,
uit zonde heiligheid en deugd,
en uit verwarring orde.
O zaligheid van ons geslacht!
Hoe smelt bij 't heil, ons aangebracht,
hier lof en dank te gader:
in Adam door de dood geveld;
in Jezus schoner weer hersteld!
Lof, halleluja, Vader!

<- Gezang 139 | Gezang 140 | Gezang 141 ->

Toon nummering: naast | in tekst | niet
Deze pagina afdrukken