Psalmen

Gezang 132

1
Wij loven U, o God, wij prijzen uwe naam;
U, eeuwig' Vader, U verheft al 't schepsel saam!
Zingt serafs, eng'len zingt, heft aan, gij machten, tronen;
onafgebroken rijz' uw lied op hoge tonen!
Gij, driemaal heilig zijt G', o God der legerscharen;
dat aard' en hemel steeds uw grootheid openbaren!

2
U looft d' apostelschaar in heerlijkheid, o Heer!
Profeten, martelaars vermelden daar uw eer!
Door heel uw Kerk wordt steeds, daar boven, hier beneden,
in strijd en zegepraal, uw grote naam beleden.
Zij looft, o Vader, U, oneindig in vermogen,
onpeilbaar in verstand, onmeetbaar in meedogen!

3
U, Vader, U zij lof, op een verhoogde toon!
Lof uwe eigene, uw eengeboornen Zoon!
Lof uwe Geest, die ons ten Trooster is gegeven,
ten Leidsman op de weg naar 't eeuwig zalig leven!
U looft uw Kerk alom, waar Gij die ook vergaarde;
U loov', wat loven kan, in hemel en op aarde!

4
U, Christus, onze Heer, bekleed met majesteit,
U, 's Vaders een'ge Zoon, zij lof in eeuwigheid!
Het mensdom lag in schuld en vloek voor God verloren,
Gij werd de mens tot heil uit ene maagd geboren,
Gij Hebt aan 't kruis voor ons den dood zijn macht ontnomen,
zo baandet G' ons de weg, om weer tot God te komen.

5
Gij zit in heerlijkheid aan 's Vaders rechterhand,
totdat G' als Rechter eens de laatste vierschaar spant.
Laat ons in gene nood uw bijstand ooit ontberen;
Gij kocht ons met uw bloed, blijf, Heiland, ons regeren,
blijf ons, uw erfenis, door uwe macht bewaren,
wil met uw heil'gen ons voor uwe troon vergaren!

6
Wij zegenen, o Heer, uw goedheid al den dag!
Geef, dat eeuw in eeuw uit, ons lied U loven mag,
geef, dat we bij uw komst onstraff'lijk wezen mogen;
ontferm, ontferm U, Heer, toon ons uw mededogen!
Op U steunt onze hoop, o God van ons vertrouwen:
zij worden nooit beschaamd, die op uw goedheid bouwen.

<- Gezang 131 | Gezang 132 | Gezang 133 ->

Toon nummering: naast | in tekst | niet
Deze pagina afdrukken