Psalmen

Gezang 111

1
De dorre vlakte der woestijnen
zal zich verblijden eindeloos;
de zandzee zal herschapen schijnen,
want bloeien zal zij als een roos.
Van heil'ge vreugde zal zij beven,
doortintelt van een heerlijk leven,
dat nimmermeer verwelken zal.
Zij zal de wonderen des Heren
aanschouwen en zijn grootheid eren
met jubelend triomfgeschal.

2
Versterkt dan nu de slappe handen,
en zet hem vast, de wank'le voet!
Zegt tot wie zucht in pijn en banden:
"Wees sterk, vrees niet, heb goede moed!"
De Redder nadert ten gerichte;
van zijn aanbidd'lijk aangezichte
straalt waarheid en barmhartigheid.
Hij zal uw lijden u vergelden,
de boeien breken, die u knelden,
Hij, die u uit het diensthuis leidt.

3
Dan ziet het oog des blindgeboren'
uw schepping in haar zomergloor;
dan dringen tot des doven oren
uw goddelijke woorden door.
De kreup'le zal van vreugde springen,
de sprakeloze tong zal zingen,
hosanna's meng'lend tot Uw lof;
en stromen levend water spreiden
hun zilv'ren beekjes door de heide,
zo fris als eens in Edens hof!

4
Waar eens vergeefs verdwaalden zochten
is nu een welbereide baan,
waarop des Heren vrijgekochten
bij duizenden naar Sion gaan.
Zij voelen zich van Gods geslachte,
verstomd is nu de laatste klachte,
en alle kommer weggevloon!
Zij jubelen in blijde reien,
zij kronen 't hoofd met groene meien,
een eeuw'ge blijdschap is hun kroon.

<- Gezang 110 | Gezang 111 | Gezang 112 ->

Toon nummering: naast | in tekst | niet
Deze pagina afdrukken