Psalmen

Gezang 11

1
"Uit hogen hemel kom ik aan,
mijn goede tijding wilt verstaan,
ik zing, opdat uw vreugd vermeer',
de blijde boodschap van mijn Heer."

2
"Geboren is een hemels kind
van ene jonkvrouw zeer bemind,
een kindje zacht en teer en fijn,
't moog' u tot lust en vreugde zijn."

3
" 't Is Jezus Christus, onze God,
die u wil redde' uit duister lot;
Hij zelf wil uw verlosser zijn,
van alle zond' u maken rein."

4
"Hij brengt u alle zaligheid,
die God de Vader heeft bereid,
dat Gij met ons in 't hemelrijk
zult leven nu en eeuwiglijk."

5
"Merkt op het teken eens voor al:
een doek, een kribbe en een stal;
daar heeft men 't kindj' in neergevlijd,
dat ons van zond' en zorg bevrijdt."

6
Laat ons dus vrolijk aangedaan,
nu met de herders binnengaan,
te zien, hoe God ons heeft bedacht,
ons zijne lieve Zoon gebracht.

7
Wees welkom mij, o eed'le gast,
die heel des zondaars droeve last
ontnaamt, en mijn ellende droeg.
Hoe is mijn dank ooit groot genoeg?

8
Al was de wereld nog zo wijd,
gebouwd uit louter kostbaarheid,
zo was zij u toch veel te klein,
een wieg voor 't Christuskind te zijn.

9
Uw zijden en fluwelen tooi
zijn simp'le doeken en wat hooi;
hier ligt uw heerlijkheid te prijk
zo schoon als waar' 't uw hemelrijk.

10
Hoe heeft het alzo U behaagd,
dat mij het licht der waarheid daagt,
dat werelds macht en eer en goed
voor u niets geldt, noch helpen doet.

11
Lof, eer zij God op hoge troon,
die schenkt ons hier zijn eigen Zoon,
dat heel het hemels eng'lenheer
lofzingt en prijst het kindje teer!

<- Gezang 10 | Gezang 11 | Gezang 12 ->

Toon nummering: naast | in tekst | niet
Deze pagina afdrukken