Romeinen 7:13-25
Inwendige strijd
- Is dan het goede mij de dood geworden? Dat zij verre. Maar de zonde is mij de dood geworden; opdat zij zou openbaar worden zonde te zijn; werkende mij door het goede den dood; opdat de zonde boven mate wierd zondigende door het gebod.
- Want wij weten, dat de wet geestelijk is, maar ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde.
- Want hetgeen ik doe, dat ken ik niet; want hetgeen ik wil, dat doe ik niet, maar hetgeen ik haat, dat doe ik.
- En indien ik hetgene doe, dat ik niet wil, zo stem ik de wet toe, dat zij goed is.
- Ik dan doe datzelve nu niet meer, maar de zonde, die in mij woont.
- Want ik weet, dat in mij, dat is, in mijn vlees, geen goed woont; want het willen is wel bij mij, maar het goede te doen, dat vind ik niet.
- Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik.
- Indien ik hetgene doe, dat ik niet wil, zo doe ik nu hetzelve niet meer, maar de zonde, die in mij woont.
- Zo vind ik dan deze wet in mij; als ik het goede wil doen, dat het kwade mij bijligt.
- Want ik heb een vermaak in de wet Gods, naar den inwendigen mens;
- Maar ik zie een andere wet in mijn leden, welke strijdt tegen de wet mijns gemoeds, en mij gevangen neemt onder de wet der zonde, die in mijn leden is.
- Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?
- Ik dank God, door Jezus Christus, onzen Heere. (7:26) Zo dan, ik zelf dien wel met het gemoed de wet Gods, maar met het vlees de wet der zonde.
Ga naar hoofdstuk 6 of hoofdstuk 8.