Bijbelboeken

Jeremia 10:17-25

Voorzegging der naderende verwoesting

Raap uw kramerij weg uit het land, gij inwoneres der vesting! Want zo zegt de Heere: Ziet, Ik zal de inwoners des lands op ditmaal wegslingeren, en zal ze benauwen, opdat zij het vinden. O, wee mij over mijn breuk! mijn plage is smartelijk; en ik had gezegd: Dit is immers een krankheid, die ik wel dragen zal! Mijn tent is verstoord, en al mijn zelen zijn verscheurd; mijn kinderen zijn van mij uitgegaan, en zij zijn er niet; er is niemand meer, die mijn tent uitspant, en mijn gordijnen opricht. Want de herders zijn onvernuftig geworden, en hebben den Heere niet gezocht; daarom hebben zij niet verstandiglijk gehandeld, en hun ganse weide is verstrooid. Ziet, er komt een stem des geruchts, en een groot beven uit het land van het noorden; dat men de steden van Juda zal stellen tot een verwoesting, een woning der draken. Ik weet, o Heere! dat bij den mens zijn weg niet is; het is niet bij een man, die wandelt, dat hij zijn gang richte. Kastijd mij, Heere! doch met mate; niet in Uw toorn, opdat Gij mij niet te niet maakt. Stort Uw grimmigheid uit over de heidenen, die U niet kennen, en over de geslachten, die Uw Naam niet aanroepen; want zij hebben Jakob opgegeten, ja, zij hebben hem opgegeten, en hem verteerd, en zijn woning verwoest.

Ga naar of .


Toon nummering: naast | in tekst | niet