1 Koningen 14:21-31
Afgoderij van Juda onder Rehábeam
Heere verkoren had uit al de stammen van Israel, om Zijn Naam daar te zetten; en de naam zijner moeder was Naama, de Ammonietische. Rehabeam nu, de zoon van Salomo, regeerde in Juda; een en veertig jaren was Rehabeam oud, als hij koning werd, en regeerde zeventien jaren te Jeruzalem, in de stad, die de Heeren, en zij verwekten Hem tot ijver, meer dan al hun vaderen gedaan hadden, met hun zonden, die zij zondigden. En Juda deed, wat kwaad was in de ogen des Want ook zij bouwden zich hoogten, en opgerichte beelden, en bossen, op allen hogen heuvel, en onder allen groenen boom.Heere van het aangezicht der kinderen Israels uit de bezitting verdreven had. Er waren ook schandjongens in het land; zij deden naar al de gruwelen der heidenen, die de Het geschiedde nu in het vijfde jaar van den koning Rehabeam, dat Sisak, de koning van Egypte, optoog tegen Jeruzalem.Heeren, en de schatten van het huis des konings weg, ja, hij nam alles weg; hij nam ook al de gouden schilden weg, die Salomo gemaakt had. En hij nam de schatten van het huis des En de koning Rehabeam maakte, in plaats van die, koperen schilden; en hij beval die onder de hand van de oversten der trawanten, die de deur van het huis des konings bewaarden.Heeren ging, dat de trawanten dezelve droegen, en die wederbrachten in der trawanten wachtkamer. En het geschiedde, zo wanneer de koning in het huis des Het overige nu der geschiedenissen van Rehabeam, en al wat hij gedaan heeft, zijn die niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van Juda? En er was krijg tussen Rehabeam en tussen Jerobeam, al hun dagen. En Rehabeam ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven bij zijn vaderen in de stad Davids; en de naam zijner moeder was Naama, de Ammonietische; en zijn zoon Abiam regeerde in zijn plaats.
Ga naar hoofdstuk 13 of hoofdstuk 15.