Psalmen

Gezang 5

1
Verhoogd zij 't dal, de berg geslecht,
wat kronk'lend voortliep worde recht!
Treedt op gebaande wegen
vol vreugd' uw Redder tegen!
Ziet hier uw Vorst, der heren Heer!
Hij komt, de Machtige, met eer,
en zal uw zwakheid schragen.
Gelijk een vriend'lijk herdersvorst,
die zelf zijn moede lamm'ren torst,
zal Hij zijn kind'ren dragen!

2
Zeg niet, o sterv'ling, zeg niet meer:
"Mijn weg is donker voor de Heer,
mijn recht is voor Gods ogen
met duisternis omtogen."
O, weet het nu, erken het luid:
Gods arm wordt door geen macht gestuit,
wordt nimmer mat of moede;
Hij schenkt de sterkte, Hij de kracht,
en neemt, tot alles is volbracht,
u in zijn Vaderhoede!

3
Komt, heffen wij tot God omhoog
het zuchtend hart, het biddend oog!
Zijn almacht zal ons schragen,
wat noden ons belagen.
De moed kan jeugdigen ontgaan,
de jong'ling struik'len op zijn baan;
maar die de Heer verwachten,
verheffen zich met aad'laarsvlucht
al hoger op, naar reiner lucht,
met steeds verjongde krachten!

<- Gezang 4 | Gezang 5 | Gezang 6 ->

Toon nummering: naast | in tekst | niet
Deze pagina afdrukken