Gezang 283

1
Met avonds late schemerschijn
bracht men de zieken tot U, Heer,
een in hun nood, een in hun pijn,
Gij gaaft hun vreugd en leven weer.

2
't Is avond nu. Wat op ons woog,
wij brachten 't U, zo zorg als smart;
zijt Gij hier niet meer voor ons oog,
Gij zijt er zeker voor ons hart.

3
Deez' mens is krank, die heeft verdriet,
o help en hoor ze allen, Heer!
Want deze kent de liefde niet,
en die had lief, maar nu niet meer.

4
D' een zei: de wereld geeft geen baat,
en heeft die wereld toch gediend;
aan vriend bleek vriend geen toeverlaat,
toch zocht hij niet in U zijn vriend.

5
Geen hart is ergens zondeloos,
dus heeft geen hart volkomen rust;
die trouw U dienen, en altoos,
zijn zich het diepst van schuld bewust.

6
O Heiland, onze lotgenoot,
als wij verzocht zijn, bang, beproefd;
wat ik verberg ligt voor U bloot
en om mijn smart zijt Gij bedroefd.

7
Nog heelt, als Gij het wilt, de wond,
nog heeft uw woord genezingskracht;
o Heiland, help ons, maak gezond
ons, die hier bidden. Dra is 't nacht!

<- Gezang 282 | Gezang 283 | Gezang 284 ->
Toon nummering: naast | in tekst | niet