Psalmen

Gezang 28

1
Kom Christenschaar, komt, knielen wij
voor Jezus, onzen Koning!
’t Heelal erkent zijn heerschappij,
al is een stal zijn woning.

2
Zijn grootheid schittert niet door pracht,
Zijn kroon is niet bepereld.
Zijn koninkrijk, zo lang verwacht,
Is niet van deze wereld.

3
O Zoon van God, o eeuwig Woord,
Wiens ogen ’t al regeren,
Wiens stem de ganse schepping hoort,
Dien w’ als den Vader eren!

4
Gij, door uw liefd’ ondenkbaar groot,
Gij schuwt geen smaad, geen lijden,
Geen angst, geen kruis, geen vloek, geen dood,
Zo ’t zondaars kan bevrijden.

5
Gij, die als God de zonde haat,
Wilt U zo diep verzaken,
Dat G’ onbesmet U zelven laat
Voor ons tot zonde maken.

6
Uw liefd’ is groot, is groot als Gij,
Door d’eeuwen nooit volprezen,
Oneindig als uw heerschappij,
Onpeilbaar als uw wezen.

<- Gezang 27 | Gezang 28 | Gezang 29 ->

Toon nummering: naast | in tekst | niet
Deze pagina afdrukken