Psalmen

Gezang 260

1
't Is Christus, die zijn Kerk behoedt
en, trots des bozen overmoed,
haar zeeg'nend blijft regeren.
Zij is zijn lichaam, Hij haar hoofd,
Hij zal, gelijk Hij heeft beloofd,
haar eens doen triomferen.
De duisternis der dwaling week,
de macht van 't bijgeloof bezweek,
de Kerk stond als herboren.
De bron der waarheid vloeide weer:
o, laat ons tot haar dienst, o Heer,
door U zijn uitverkoren!

2
Geef, Heer, dat w' in uw waarheid staan,
in 't licht, zo heerlijk opgegaan,
met onze kind'ren wand'len!
Hervorm ons hart door uwe Geest,
en loov' en dank' U elk het meest
in denken, spreken, hand'len!
Uw woord, waarvoor ons voorgeslacht
zijn goed en bloed ten offer bracht,
is d' edelst' aller gaven.
Wie hongert? Hier is 't levensbrood!
Wie dorst? Hier is in stervensnood
de bron, die hem zal laven!

<- Gezang 259 | Gezang 260 | Gezang 261 ->

Toon nummering: naast | in tekst | niet
Deze pagina afdrukken