Psalmen

Gezang 26

1
Halleluja, looft den Heer!
Hoogste heem’len, geeft Hem eer!
Halleluja, loof Hem aard!
God geeft zijnen Zoon aan d’aard;
God heeft in den mens behagen.
Vreed’ op aarde, Jezus leeft!
Alles loov’ wat adem heeft:
God heeft in den mens behagen.

2
Lof en dank en heerlijkheid
Zij der hoogste Majesteit,
Die in ’t ongenaakbaar licht
Zijnen zetel heeft gesticht!
Eeuwig blijde hemelkoren,
Zingt een nooit gezongen lief,
Zingt het wonder nu geschied:
Jezus, Jezus is geboren!

3
Aarde, zing des Hoogsten lof,
Nimmer had gij schoner stof!
Hij verscheen, der vaad’ren wensch:
’t Woord wordt vlees, Gods Zoon een mens,
Wat geluk hebt gij verkregen!
’t Zaligst heil, den waren vreê
brengt u Jezus’ komste mee,
aarde, juich om dezen zegen!

4
Mensen, juicht, de hoge God,
Diep bewogen met uw lot,
Schonk u zijn geliefden Zoon!
’t Loflied rijze tot den troon:
God heeft in den mens behagen!
Lof en dank en heerlijkheid
zij der hoogste Majesteit
eeuwig, eeuwig opgedragen!

<- Gezang 25 | Gezang 26 | Gezang 27 ->

Toon nummering: naast | in tekst | niet
Deze pagina afdrukken