Psalmen

Gezang 244

1
Gelijk een landman, moe van 't ploegen,
de neigend' avondschaduw groet,
en zich verheugt in het genoegen,
dat hij naar 't huis der ruste spoedt,
zo zal de mens, vermoeid van zorgen,
waaraan hij zijne krachten sleet,
verlangend uitzien naar de morgen,
die 't graf is van verdriet en leed.

2
Al is het einde ook verborgen
voor 't oog, dat door geen nevels ziet,
God zal voor onze toekomst zorgen:
zij, die geloven, haasten niet.
Geloofd zij God! Hij zal ons schenken
een toekomst beter dan het graf;
aan sterven onbevreesd te denken
is ook een vrucht, die 't kruis ons gaf.

3
Nooit kan 't geloof te veel verwachten,
des Heilands woorden zijn gewis.
't Faalt aardse vrienden vaak aan krachten,
maar nooit een vriend als Jezus is.
Wat zou ooit zijne macht beperken?
't Heelal staat onder zijn gebied!
Wat zijne liefde wil bewerken,
ontzegt Hem zijn vermogen niet.

4
Die hoop moet al ons leed verzachten.
Komt, reisgenoten, 't hoofd omhoog!
Voor hen, die 't heil des Heren wachten,
zijn bergen vlak en zeeën droog.
O zaligheid niet af te meten,
o vreugd, die alle smart verbant!
Daar is de vreemd'lingschap vergeten,
en wij, wij zijn in 't Vaderland!

DOOP:

<- Gezang 243 | Gezang 244 | Gezang 245 ->

Toon nummering: naast | in tekst | niet
Deze pagina afdrukken