Psalmen

Gezang 234

1
Jezus is mijn toeverlaat,
Hij, mijn Heiland, is in 't leven!
Zou ik dan niet aan Gods raad
mij blijmoedig overgeven,
schoon der graven lange nacht
huiverend word' ingewacht?

2
Jezus, mijn Verlosser, leeft!
'k Zal, als Hij, onsterf'lijk wezen,
zijn, waar Hij, mijn Heiland, leeft;
waarom zou ik dan nog vrezen?
't Heerlijk hoofd is opgewekt,
dat zijn leden tot zich trekt.

3
Ik ben stof, dit sterf'lijk vlees
zal tot stof eens wederkeren;
maar gelijk Hij zelf verrees,
wekt ook mij de stem des Heren;
en in 't rijk der heerlijkheid
blijft een woonstee mij bereid.

4
O mijn ziele, wees verheugd!
'k Leg in Jezus' trouw mij neder.
Klop en beef, mijn hart, van vreugd!
Sterf ik, Christus wekt mij weder,
als ik op 't bazuingeschal
zalig eens ontwaken zal!

5
Vrij moogt gij aan zond' en graf
vrolijk uw triomf vertellen.
Dan schudt gij uw kluisters af,
zult g' uw Heiland tegensnellen,
en wat stof geeft tot geween
onder uwe voet vertreen!

6
Al wat zondig is veracht,
meer de geest van d' aard verheven!
Die u in de hemel wacht,
Hem geheel uw hart gegeven;
waar uw eeuw'ge woning ligt,
daarheen oog en hart gericht!

<- Gezang 233 | Gezang 234 | Gezang 235 ->

Toon nummering: naast | in tekst | niet
Deze pagina afdrukken