Psalmen

Gezang 212

1
O grote God, o goede Heer,
ik val voor uwe voeten neer,
en roepe tot U nacht en dag,
want zonder U ik niets vermag.
Verhoor en geef mij mijn begeert'
door die mij 't bidden heeft geleerd.

2
Ik ben een schaapken, dat daar is
verbijsterd in de wildernis.
Ik ben een penning, weggeraakt,
een zoon, die schulden heeft gemaakt.
O Vader, zoek mij wederom,
opdat ik blijv' uw eigendom.

3
Bewaar mij, dat uw heilig woord
niet zij van mij vergeefs gehoord,
of valle op een harde grond,
of van de dorens zij doorwond,
of van de vogels in de lucht
belet te dragen goede vrucht.

4
Verhoor, o Vader, mijn geween;
waar 'k bid om brood, geeft Gij geen steen!
Ik zoeke, laat mij vinden. Och,
ik kloppe, doe mij open toch!
Laat mij door U behouden 't veld,
en red mij uit het aards geweld.

<- Gezang 211 | Gezang 212 | Gezang 213 ->

Toon nummering: naast | in tekst | niet
Deze pagina afdrukken