Psalmen

Gezang 173

1
Alle roem is uitgesloten,
onverdiende zaligheen
heb ik van mijn God genoten,
'k roem in vrije gunst alleen!
Ja, eer ik nog was geboren,
eer Gods hand, die alles schiep,
iets uit niets tot aanzijn riep,
heeft zijn liefde mij verkoren:
God is liefd', o eng'lenstem,
mensentong, verheerlijkt Hem!

2
Met mijn zware val bewogen,
bood Gods liefde mij de hand.
O ontfermend mededogen,
liefde boven mijn verstand!
Vijandschap was mijn bedenken,
vlees'lijk, onder 't kwaad verkocht,
had ik nimmer Hem gezocht,
Hij wou m' eerst zijn liefde schenken:
God is liefd', o eng'lenstem,
mensentong, verheerlijkt Hem!

3
Zo, zo lief had God de wereld,
dat Hij zijne eigen Zoon
voor die afgevallen wereld
overgaf aan smaad en hoon.
Ja, toen wij nog zondaars waren,
schonk d' Ontfermer ons gena,
stierf zijn Zoon op Golgotha,
stierf voor ons, die zondaars waren:
God is liefd', o eng'lenstem,
mensentong, verheerlijkt Hem!

4
'k Bleef Gods roeping nog weerstreven,
maar, verzoend door Jezus' bloed,
schonk Hij mij geloof ten leven,
en vernieuwing van gemoed.
'k Zag mijn schuld met schaamt' en rouwe,
'k zag wat God m' in Christus gaf,
'k lei mijn snode argwaan af
en geloofd' aan 's Vaders trouwe:
God is liefd', o eng'lenstem,
mensentong, verheerlijkt Hem!

5
Om te sterven aan de zonden,
schenkt zijn liefde mij de Geest,
wiens vertroosting al de wonden
van mijn zondig hart geneest,
die mij 't waar geluk leert kennen,
mij vervult met Christuszin,
en door dank'bre wedermin
mij aan zijne dienst wil wennen:
God is liefd', o eng'lenstem,
mensentong, verheerlijkt Hem!

6
Dat heet gadelooz' ontferming,
dat genade, rijk en vrij!
God schenkt redding, schenkt bescherming,
schenkt z' aan zondaars, schenkt z' ook mij.
Ja, wanneer mijn onvermogen,
en mijn diep bederf mij smart,
toont mij 't godd'lijk Vaderhart
zijn verlossend mededogen:
God is liefd', o eng'lenstem,
mensentong, verheerlijkt Hem!

7
Kan een vrouw haar kind vergeten,
als haar zuig'ling schreit van pijn?
Zou z' een ware moeder heten,
en zo weinig moeder zijn?
Maar, al kon dit moog'lijk wezen,
Vader, Gij vergeet mij niet!
Neen, dit heb ik nooit te vrezen:
God is liefd', o eng'lenstem,
mensentong, verheerlijkt Hem!

8
Zal eens 't graf mijn stof verzaam'len,
juichend zal in stervenspijn
't laatste woord, dat ik zal staam'len,
vrije gunst, genade zijn.
Ja, die zal ik eeuwig danken,
waar 'k de Vader en de Zoon
eeuwig lofzing voor de troon,
dan herhaal ik nog die klanken:
God is liefd', o eng'lenstem,
mensentong, verheerlijkt Hem!

<- Gezang 172 | Gezang 173 | Gezang 174 ->

Toon nummering: naast | in tekst | niet
Deze pagina afdrukken